12-13 Hoorcollege

Hoorcollege
Leerdoelen:
- Je weet of je alle onderdelen van de stof begrijpt
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoorcollege
Leerdoelen:
- Je weet of je alle onderdelen van de stof begrijpt

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gang van zaken
Ik leg alle leerdoelen nog een keer kort uit.
Vragen of opmerkingen? Schrijf ze op, stel volgende les.
Ik deel deze LessonUp, maak aantekeningen van moeilijke zaken en vragen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HS 12 Vormingsvraagstuk
Samenlevingsvormen
Functies van socialisatie
Ontwikkelingen in samenlevingsvormen (voor 1960-nu)
Politiek en ontwikkelingen in overheidsbeleid op het gebied van socialisatie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenlevingsvorm
Een verband waarbinnen mensen met elkaar samenleven (en vaak ook samenwonen) en dat voor de buitenwereld als zodanig herkenbaar is.
Samenlevingsvormen zijn cultureel bepaald & dus relatief.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie
Proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen en de samenleving waar mensen toe behoren. Bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Socialisatie heeft 5 functies:

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Het continueren van de cultuur van de samenleving

Continueren = voortzetten
De cultuur van de samenleving wordt overgedragen op nieuwelingen (kinderen, migranten), waardoor die cultuur blijft bestaan.
- Fries, je mening geven (of juist niet)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Het veranderen van de cultuur van de samenleving

??? Tegenovergestelde van 1?
Door: 
- Acculturatie 
- Nieuwe ontwikkelingen (social media, corona, globalisering)
- ...

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Het binden van mensen met de groep en de cultuur

Zelfde normen en waarden --> meer binding met de groep en de cultuur. 
Je doet dingen op dezelfde manier = herkenbaar = je voelt je op je gemak in de groep.
Bijv. door: koningsdag, spreekwoorden, manier van praten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Het ontwikkelen van de identiteit van een individu

Cultuur waarin je opgroeit --> jouw kennis, ervaringen, opvattingen (referentiekader) --> jouw identiteit

Bijv. duurzaamheid (waarde) --> vegetariërs 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Het reguleren van gedrag van mensen waardoor het gedrag (van anderen) beter voorspelbaar wordt en het samenleven overzichtelijker.


Reguleren --> voorspelbaar --> overzichtelijke samenleving (soort verband?)

M.a.w. Mensen houden zich aan dezelfde normen, dus je kan weten hoe ze zich zullen gaan gedragen en waar je aan toe bent (en dat vinden we fijn!) 

Regel = rechts rijden --> voorspelbaar & overzichtelijk

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12.3 Ontwikkelingen in samenlevingsvormen

Voor de jaren 60
Jaren 60-80
Vanaf de jaren 80


Slide 11 - Tekstslide

4 takken voor 60, 60-80, va. 80, nu
Voor de jaren 60
Gezin is de hoeksteen van de samenleving.
kostwinners- of traditioneel gezin (=sociale institutie)
- ongelijke verdeling van macht/grote machtsafstand

Gezinnen, kerk en vereniging zijn belangrijke socialisatoren.
Verzuiling

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'60-'80 verandering
Rationalisering, democratisering en individualisering
Kleinere gezinnen, meer aandacht voor eigen mening kind.
Ontstaan onderhandelingshuishouden:
- kind mag meepraten
- meer gelijkheid tussen ouders (werken buitenshuis, vrouw parttime)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'60-'80 verandering
Verandering in cultuur (o.a. normen, waarden, opvattingen): 
Socialisatoren: Peergroup, school en media
- vrouwenemancipatie
- andere normen en waarden over relaties door secularisatie (samenwonen, scheiden, later kinderen)

Komst van migranten --> multiculturele samenleving.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de jaren 80
Kostwinnersgezin blijft.
Ontstaan 2 varianten van het moderne gezin:
- egalitair: veel gelijkheid en democratische besluitvorming (democratisering).
- geïndividualiseerd: Onafhankelijkheid en zelfontplooiing staan centraal (individualisering)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de jaren 80
In de cultuur wordt het gedrag en de capaciteiten van het individu belangrijker dan uit welk gezin je komt (individualisering).
Rol kerk en vereniging neemt verder af.
Meer éénpersoonshuishoudens, digitalisering
Institutionalisering van verschillende samenlevingsvormen (homo-huwelijk, meemoeder, samenlevingscontract, gezin --> huishouden)
MMMA: trouwen vaak binnen zelfde herkomstgroepering (door: sociale controle en kloof tussen subculturen)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12.4 Politiek en overheidsbeleid
Sociaaldemocraten: gelijkheid! Tussen man en vrouw, maar ook tussen andere samenlevingsvormen. De overheid speelt hierin een actieve rol.
Confessionelen: Gezin is de hoeksteen van de samenleving (dus overheid moet gezinnen helpen). Vroeger traditionele rolverdeling, nu minder. 
Liberalen: Vrijheid van het individu is het belangrijkst, overheid moet zich neutraal opstellen (kleine rol)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de jaren 60
Verzuiling --> terughoudende rol overheid.
Grondwet art. 23: vrijheid van onderwijs (1917)
Het gezin als hoeksteen van de samenleving (confessionalisme), handig bij wederopbouw.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De jaren 60-80
Stijging welvaart, meer vrouwen werken
Overheid meer gericht op individu (individualisering)
Minder socialisatie door kerk en overheid, meer peergroup, media,  en onderwijs.
Overheid gebruikt media en onderwijs om te socialiseren = impliciet (indirect) gezinsbeleid 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De jaren 90
Meer belangstelling voor gezinsbeleid.
Past bij ideologie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De laatste jaren
Iets meer gezinsbeleid.
- Vaderschapsverlof?
- Richtlijnen voor rechters bij vechtscheidingen?
- Opvoedondersteuning (Centrum Jeugd en Gezin)
- Preventie huiselijk geweld

Het overheidsbeleid beweegt mee met de cultuur

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HS 13 Verhoudingsvraagstuk

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat je moet weten:
Ongelijkheid ontstaat op 3 terreinen:
- ongelijke verdeling van bezit (schaarse zaken, 
geld, inkomen vermogen)
- ongelijke verdeling van status (waardering 
door kennis)
- ongelijke verdeling van macht (fysieke macht, 
aantallen mensen)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke positie
Sociale ongelijkheid word vaak gekoppeld aan de plek die iemand inneemt ten opzichte van anderen = maatschappelijke positie
Sociale stratificatie = mensen per laag indelen-->
Alle lagen samen: Maatschappelijke ladder

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mobiliteit/verandering
Sociale mobiliteit: in hoeverre kan je stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder.
Weinig soc. mob. ---- Veel soc. mob.
Gesloten samenleving --> open samenleving

Positietoewijzing: maatschappelijke oorzaken bepalen maatsch. pol.
Positieverwerving: groepen of individuen krijgen maatsch pos. door eigen bijdrage

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken soc. stratificatie
Onderwijs
Socialisatie                 ---> sociale positie
Werk

Geen van deze 3? -->


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale uitsluiting
10% vd NLers

  1. - beperkte sociale en politieke participatie
  2. -beperkte normatieve integratie
  3. - niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoefte
  4. - geringe toegang tot sociale grondrechten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen soc. ong. op microniveau

Opgroeien in armoede/ouders met lage soc-eco positie
  --> 
consequenties voor maatschappelijke positie en verdeling van hooggewaardeerde zaken:

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen op 4 gebieden:
Onderwijs: cultureel kapitaal en referentiekader beïnvloeden kansen in het onderwijs.
Cultuur: je achtergrond bepaalt of je in aanraking komt met 'elite/high culture'  of 'massa/popular culture'
Politieke participatie: maatschappelijke positie beïnvloedt of je meedoet aan de politiek (electoraal & niet-electoraal)
Gezondheid: positie --> kennis, levensstijl, gedrag & communicatievaardigheden --> gezondheid.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.3 Gevolgen op macroniveau
Mogelijke oorzaken: gender, generatie, klasse, etniciteit & sociaal-culturele verschillen.
--> minder sociale cohesie op macroniveau, minder verantwoordelijk voor elkaars welzijn, polarisatie, eigen doelen nastreven --> conflict.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.3 Gevolgen op macroniveau
Dit moet je kunnen beredeneren!
- sociale cohesie op mesoniveau + (bindingen binnen groepen sterker)
- sociale cohesie op macroniveau - (maar kan toenemen als het conflict wordt opgelost)
- sociale verandering (dolle mina --> meer rechten vrouwen)
- machtsevenwicht (zwarte piet?/black lives matter?)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.5 Ontwikkelingen in verhoudingen

1800: NL = gesloten samenleving
"De sociaal-economische positie en sekse van mensen bepaalde hun politieke machtspositie"
1870: cultuurverandering: meer aandacht voor rechten van (alle) burgers (democratisering)
1917/1919: algemeen kiesrecht 
Tot 1980: meer sociale wetten, meer uitkeringen -->
sociale ongelijkheid neemt af, NL wordt (meer) open samenleving. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderende verhoudingen
Na 1985: sociale ongelijkheid neemt weer toe:
 betaalbaarheid
meer nadruk overheid eigen verantwoordelijkheid (ideologie?)


Slide 33 - Tekstslide

af
Specifieke groepen:
Let op: Niet ZWART_WIT!!!
a. Meer flexwerkers --> zwakkere soc-eco positie
b. Hoger onderwijs voor jongeren uit alle milieus
c. Meer ouderen --> goede opleiding, redelijk inkomen, pol. macht
d. MMMA (mensen met migratieachtergrond) vaker hoogopgeleid 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mannen-Vrouwen
Nog steeds sociale ongelijkheid (nam wel af).
tot 1950: ongelijk voor de wet
Nu:
Minder vrouwen aan de top (glazen plafond)
Vrouwen verdienen minder in vergelijkbare banen
3. Proces: ongelijkheid neemt langzaam af, maar is nog niet weg.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Processen die de soc. ong. beïnvloeden

- In NL
- Tussen landen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Europeanisering en globalisering

Vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten -->
- meer handel (goed voor NL)
- makkelijker werken over de grens
- arbeid naar lagelonenlanden (gevolg NL?)
- migratiestromen
Gevolg voor sociale ongelijkheid?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Informatisering en digitalisering

Jongeren en hoogopgeleiden vs. ouderen en lager opgeleiden
- moeilijker baan vinden
- toegang tot sociale grondrechten (Digid)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mannen-Vrouwen
Nog steeds sociale ongelijkheid (nam wel af).
tot 1950: ongelijk voor de wet
Nu:
Minder vrouwen aan de top (glazen plafond)
Vrouwen verdienen minder in vergelijkbare banen
3. Proces: ongelijkheid neemt langzaam af, maar is nog niet weg.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Stijging opleidingsniveau
--> diploma inflatie: steeds hogere diploma's nodig voor een bepaalde baan
--> meer soc ong?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Ontwikkeling naar post-industriele samenleving
Minder werk in industrie
Meer in dienstensector 

Ongelijke verdeling van hooggewaardeerde zaken zoals waardering en status:
Vroeger: werken met hoofd <> handen
Nu: hoog <> 'laag' opleidingsniveau

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke verhoudingen
Gesloten --> open samenleving (democratisering)
1848 = grondwetswijziging,  armen nog steeds uitgesloten van pol. rechten.
1870: cultuurverandering: meer aandacht voor rechten van (alle) burgers
1917/1919: algemeen kiesrecht 

Dit sluit aan bij: 

Instrumentele visie
Politieke participatie is een middel om besluiten te kunnen nemen
Ontwikkelingsvisie
Participatie is het doel! Politiek meedoen is goed voor burgers, ze leren ervan etc. Uiteindelijk beter voor democratie.
Machtselitetheorie
Macht is aanwezig op bepaalde sleutelposities, die in handen zijn vaan een klein groepje actoren. Vaak vervult één persoon meerdere posities.
Theorie van het pluralisme
Macht is gelijk verdeeld over verschillende groepen (vakbonden, politieke partijen, verenigingen) die allemaal aandacht kunnen vragen voor hun belangen.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.6 Politiek en overheidsbeleid
1. Ideologieën
2. Beleidsmiddelen
3. Gevolgen beleidsmiddelen (positieve en negatieve effecten)

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soc. - Conf. - Lib
Socialisme: de overheid moet sociale ongelijkheid tegengaan. De vrije markt moet aan regels gebonden zijn om kansarmen te beschermen. Veel overheidsingrijpen. Betaalbaar door veel mensen aan het werk, gelijke kansen bieden.
Confessionalisme: Gespreide verantwoordelijkheid (individu - maatschappelijk middenveld - overheid). Staatsvrije ruimte: ruimte die de overheid creëert en waar mensen/maatsch middenveld zelf verantwoordelijk zijn (bijv. bijzonder onderwijs)
Liberalisme: Als je de vrije markt zijn gang laat gaan, komt het goed. Overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien: deregulering & privatisering. Eigen verantwoordelijkheid: zelf verzekeren, inkomensverschillen zijn ok (mogen zelfs groter), lagere belastingen --> meer werkgelegenheid. 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleidsinstrumenten
= middelen
Maakbaarheid van de samenleving.
5 soorten beleid (deze moet je kennen!)

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Sociale zekerheid
De maatschappij geeft burgers de zekerheid dat ze in leven kunnen blijven als ze niet meer kunnen werken.
AOW, WIA, bijstand, WW, kinderbijslag, etc.
80 miljard! Betaald uit ....

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Actief arbeidsmarktbeleid
Lage werkloosheid = lage kosten sociale zekerheid & veel inkomsten uit belasting! Dit willen alle ideologieën
1. creëren werk (door subsidies, opdrachten, lage belastingen)
2.  (om)scholing om werklozen aan een baan te helpen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Inkomensverdelingsbeleid
IN: Belastingen & premies UIT: subsidies (bijv. voor bedrijf om 'werknemer met afstand tot arbeidsmarkt' aan te nemen)
Doel: nivelleren/denivelleren
NL: Progressief belastingstelsel (nivelleren)

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Onderwijsbeleid
Gelijke kansen = investeren in jongeren met achterstand.
Voorschoolse educatie/tegengaan voortijdig schoolverlaters.

betere opleidingen --> minder uitkering & meer belasting & minder ongelijkheid.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Wijkgericht achterstandsbeleid

'Slechte' buurten opknappen om zo betere kansen te bieden.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effecten (moet je kunnen toepassen)

Pak p. 92 (opdr boek) erbij.
Positief:
Minder sociale ongelijkheid, minder beloningsongelijkheid, minder kansenongelijkheid.
Negatief: Hoge uitgaven, weinig prikkel om te werken, minder doelmatig inzet van middelen*

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uiteraard:
Ken je de volledige definitie van ALLE hoofd- en kernconcepten.
Deze kan je herkennen, beschrijven en toepassen (het juiste deel gebruiken en koppelen aan een bron).

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe leren?
- Begrijp & stamp de concepten
- Maak een samenvatting
- Oefen met opdrachten uit het boek of examenopgaven (website seneca voor opgaven per onderwerp)
- Begrijp de tekst uit het boek & leg het uit aan jezelf (niet alleen doorlezen!)


Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies