Beschermen tegen Ziekte: Hoe ons lichaam infectieziekten bestrijdt

Hoe ons lichaam infectieziekten bestrijdt
(5.3)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Hoe ons lichaam infectieziekten bestrijdt
(5.3)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke ziekteverwekkers er zijn
- Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt 
- Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer  en waarvoor antibiotica zijn en hoe pijnstillers werken.
- Je kunt uitleggen wat het effect van koorts is bij de afweer.
- Je kunt uitleggen wat inenten betekent en hoe het werkt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over infectieziekten en ziekteverwekkers?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijg je een infectieziekte?
Hieronder zie je hoe ziekteverwekkers binnenkomen. Meestal is het iemand anders die jou besmet, bijvoorbeeld door hoesten, niezen of lichamelijk contact. Ook op voorwerpen en in voedsel kunnen ziekteverwekkers zitten.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe je besmet kunt raken
Ziekteverwekkers kunnen op twee manieren in je lichaam komen:
 

Via de slijmvliezen van je mond, neus, vagina of penis
Via een wondje in de huid

Als de ziekteverwekkers zijn binnengedrongen in je lichaam, heb je een infectie of besmetting.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectieziekten: ziekten die door bacteriën, virussen en schimmels komen

Bacteriën: giftige stoffen uitscheiden.
Virussen: dringen je cellen binnen, vermeerderen zichzelf zich maken zo de cellen stuk -> ziek.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leg in je eigen woorden uit hoe we ziek worden door een virus

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verloop van een infectieziekte
Een infectie begint 
met de besmetting, 
gevolgd door de 
incubatietijd, 
symptomen, 
diagnose en herstel
Als je de ziekteverwekker binnenkrijgt, heb je een besmetting of infectie.
Na de besmetting merk je eerst nog niets. Dat is de incubatietijd. Tijdens de incubatietijd vermeerdert de ziekteverwekker zich
Als er veel ziekteverwekkers in je lichaam zitten, ga je je ziek voelen. Je vertoont de symptomen van de ziekte, bijvoorbeeld hoofdpijn, koorts of vlekjes op de huid.
Aan de symptomen kun je zien welke ziekte je hebt. Soms moet je daarvoor naar de huisarts. Vastellen welke ziekte je hebt, is de diagnose.
Door rust en soms met medicijnen gaat de ziekte weer over. Dan ben je genezen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je de ziekteverwekker binnenkrijgt, heb je een .................................. of infectie.

Na de besmetting merk je eerst nog niets. Dat is de ....................................... Tijdens de incubatietijd vermeerdert de ziekteverwekker zich.

Als er veel .............................................. in je lichaam zitten, ga je je ziek voelen. Je vertoont de .................................................... van de ziekte, bijvoorbeeld hoofdpijn, koorts of vlekjes op de huid.
Aan de symptomen kun je zien welke ziekte je hebt. Soms moet je daarvoor naar de .............................................. Vastellen welke ziekte je hebt, is de .......................................................

Door rust en soms met ............................................ gaat de ziekte weer over. Dan ben je ................................................



besmetting
incubatietijd
ziekteverwekkers
symptomen
huisarts
diagnose
medicijnen
genezen

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt je beter?
Het uitschakelen van ziekteverwekkers noem je afweer. De afweer gebeurt door witte bloedcellen. 

1 Bacteriën opeten (‘Vreetcellen’) ----------->
2 Afweerstoffen maken 
- Er komt een ziekteverwekker in je lichaam.
- De ziekteverwekkert vermeerdert zich en je wordt ziek.
- De witte bloedcellen gaan afweerstoffen maken.
- De afweerstoffen schakelen de ziekteverwekker uit en je bent weer beter.



Soms kan je afweer het niet alleen aan en heb je medicijnen nodig om te genezen. Antibiotica zijn medicijnen die werken tegen infectieziekten door bacteriën. Antibiotica beschadigen de celwanden van bacteriën, waardoor de bacteriën doodgaan. Een voorbeeld hiervan is penicilline, een antibioticum afkomstig van een schimmel.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor krijg je koorts?
Bij een hogere temperatuur maken de witte bloedcellen sneller afweerstoffen tegen de ziekteverwekkers. Dankzij koorts ben je dus sneller beter.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van pijnstillers
Soms helpen medicijnen de symptomen van een infectieziekte te bestrijden, zoals hoofdpijn, koorts en spierpijn. Je kunt dan een pijnstiller slikken, bijvoorbeeld paracetamol. Daardoor wordt de pijn minder en gaat de koorts omlaag. Pijnstillers genezen de infectieziekte niet, maar je gaat je er wel wat beter door voelen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:20
Wat bouw je op zodat je de ziekte niet nog een keer krijgt?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:36
wat maakt je lichaam aan tegen de verzwakte virusdeeltjes?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:57
die virusdeeltjes in een vaccin zijn...
A
levend
B
dood

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:04
wat kunnen bijwerkingen zijn van een inenting?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaccinatieprogramma

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HPV

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke ziekteverwekkers er zijn
- Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt 
- Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer  en waarvoor antibiotica zijn en hoe pijnstillers werken.
- Je kunt uitleggen wat het effect van koorts is bij de afweer.
- Je kunt uitleggen wat inenten betekent en hoe het werkt.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvattend
Infectieziekten worden veroorzaakt door ziekteverwekkers, vooral bacteriën en virussen.
Besmetting (infectie) kan via mond, neus, geslachtsorganen of wondjes.
Je lichaam kan kleine aantallen ziekteverwekkers vernietigen. Dat is je weerstand.
Als ziekteverwekkers zich vermeerderen, word je ziek. Bacteriën scheiden giftige stoffen uit en virussen maken je cellen stuk.
Verloop van een infectieziekte
De ziekteverwekkers vermeerderen zich in je lichaam: incubatietijd.
Als je kunt zien dat je ziek bent, vertoon je symptomen.
De huisarts stelt vast welke ziekte je hebt (diagnose). Door rust genees je weer.
















Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvattend 
Beter worden
Je lichaam bestrijdt ziekteverwekkers met witte bloedcellen.
‘Vreetcellen’ sluiten bij een wondje bacteriën in en eten ze op. Uit het wondje komt etter (pus): verteerde bacteriën, dode witte bloedcellen en kapotte huidcellen.
Ander witte bloedcellen maken afweerstoffen, die ziekteverwekkers doden.
Door het maken van afweerstoffen word je immuun: je krijgt de ziekte niet weer.
Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën doden.
Pijnstillers verminderen de symptomen van infectieziekten.








Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvattend 
Koorts
Bij koorts staat de ‘thermostaat’ in je hersenen op een hogere temperatuur.
Door koorts maak je sneller afweerstoffen.
Inenten (vaccinatie)
Delen van ziekteverwekkers in het bloed spuiten. Hierdoor gaan de witte bloedcellen afweerstoffen maken en word je immuun.
In het vaccinatieprogramma staat tegen welke ziekten kinderen worden ingeënt.



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 28 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.