3.1 - Wat zijn de kosten?

Hoofdstuk 3
Paragraaf 1 - Wat zijn de kosten?
4TL
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Paragraaf 1 - Wat zijn de kosten?
4TL

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 2 - Quizvraag

De consumentenprijs is de verkoopprijs
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 4 - Quizvraag

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per maand.
A
€41,67
B
€29,17
C
€450
D
€37,50

Slide 5 - Quizvraag

Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs

Slide 6 - Quizvraag

Als bedrijven door de overheid verplicht worden om te investeren in milieuvriendelijke en duurzame productie dan...
A
stijgt de kostprijs van het product
B
daalt de kostprijs van het product
C
heeft dit geen effect op de de kostprijs van het product

Slide 7 - Quizvraag

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Inkooprijs + brutowinstmarge + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst

Slide 9 - Quizvraag

Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren

Slide 10 - Quizvraag

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur, kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon

Slide 12 - Quizvraag

Welke afkorting kun je gebruiken om de productiefactoren te onthouden?
A
CATAMARAN
B
KAJAK
C
VALK
D
KANO

Slide 13 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Open vraag

Waar wil je extra uitleg over?

Slide 15 - Open vraag

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat zijn de productiefactoren en voorbeelden kunnen noemen.
  • Wat is een bedrijfskolom?
  • Wat is toegevoegde waarde?
  • Wat is een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?
  • Hoe bereken ik een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?
  • Wat is afschrijving?
  • Hoe bereken ik afschrijving?

Slide 16 - Tekstslide