Let op, BTW gaat naar de overheid en niet naar de ondernemer!
Slide 18 - Tekstslide
Afschrijving
Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde. Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving.
Slide 19 - Tekstslide
Afschrijving
Formule afschrijving per jaar/ maand:
(Aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren/ maanden.
Aanschafprijs = De aankoopprijs van de nieuwe machine
Restwaarde = De prijs die de oude machine nog waard is als je hem verkoopt
Gebruiksjaren = Het aantal jaar dat de machine meegaat
Slide 20 - Tekstslide
Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke opbrengsten
Slide 21 - Tekstslide
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen = bedrijven houden rekening met de gevolgen voor mensen en milieu
Slide 22 - Tekstslide
De consumentenprijs is de verkoopprijs
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering
Slide 24 - Quizvraag
De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500. Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000. Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen. Bereken de afschrijving per maand.
A
€41,67
B
€29,17
C
€450
D
€37,50
Slide 25 - Quizvraag
Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs
Slide 26 - Quizvraag
Als bedrijven door de overheid verplicht worden om te investeren in milieuvriendelijke en duurzame productie dan...
A
stijgt de kostprijs van het product
B
daalt de kostprijs van het product
C
heeft dit geen effect op de de kostprijs van het product
Slide 27 - Quizvraag
De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Inkooprijs + brutowinstmarge + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst
Slide 29 - Quizvraag
Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren
Slide 30 - Quizvraag
Stelling: De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur, kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon
Slide 32 - Quizvraag
Welke afkorting kun je gebruiken om de productiefactoren te onthouden?
A
CATAMARAN
B
KAJAK
C
VALK
D
KANO
Slide 33 - Quizvraag
Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 12
bladzijde 74
Slide 34 - Tekstslide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Wat zijn de productiefactoren en voorbeelden kunnen noemen.
Wat is een bedrijfskolom?
Wat is toegevoegde waarde?
Wat is een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?
Hoe bereken ik een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?