persoonsvorm, hoofdletters en kleine letters h2

Lezen
timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik vorige les 
  • Uitleg hoofdletters + kleine letters



Doel van de les:
- Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen
- Je weet welke woorden een hoofdletter krijgen

Slide 2 - Tekstslide

  • Max heeft alle afleveringen van die nieuwe serie gestreamd

  • Welke keuze maak jij vandaag?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 3 - Tekstslide

Regels voor de persoonsvorm in de zin

Slide 4 - Tekstslide

Lees onderstaande tekst

Slide 5 - Tekstslide

Wat ga je leren?
- Aan het einde van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken en kan je hoofdletters op de juiste plaats toepassen in een tekst.

- Je weet waar je komma's moet plaatsten in een zin.

Slide 6 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen
D
Meneer jansen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot
D
lisa de vries - de groot

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten

Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
  • Coca Cola

Slide 15 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
dansschool style
B
Dansschool style
C
dansschool Style
D
Dansschool Style

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 17 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
het eiland ameland
B
het Eiland Ameland
C
Het Eiland Ameland
D
het eiland Ameland

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van boeken+films
Titels van boeken, series en films beginnen met een hoofdletter.

  • het boek De hongerspelen
  • het boek Harry Potter
  • de film Oorlogswinter

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.


2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.


3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?


Slide 21 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een signaalwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.


5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!

Slide 22 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Kijk je huiswerk na met het antwoordblad op Google Classroom(opdrachten H2.1, blz 35 t/m 38). De groepscode van GC is: t5oyuvv


  • Maak vervolgens de opdrachten van H2.2. Kijk goed naar de theorie in de gele blokken!

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk:

opdr 12 t/m 14, blz 43 t/m 45
Lees ook goed de theorie over leestekens!

Slide 24 - Tekstslide


😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll