Hen of hun?

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen algemeen
Analyseren: Je kan verschillen tussen taalgevoel, taalwerkelijkheid en taalnorm herkennen en uitleggen.
Reflecteren: Je begrijpt hoe je eigen taalgevoel zich verhoudt tot de taalwerkelijkheid en taalnorm.
Onderzoeken: Je kan voorbeelden uit de praktijk analyseren en deze verbinden aan taalkundige regels.
Toepassen: Je past je kennis van taalvormen toe in je eigen taalgebruik en herkent de context waarin een bepaalde vorm passend is.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen specifiek
- Je kan je eigen intuïtieve gebruik van "hen" en "hun" beschrijven (taalgevoel).
- Je analyseert hoe vaak "hun" in plaats van "hen" wordt gebruikt in informele contexten (taalwerkelijkheid).
- Je kent de officiële regel dat "hen" voor lijdend voorwerp en "hun" voor meewerkend voorwerp zonder voorzetsel wordt gebruikt (taalnorm).

Slide 3 - Tekstslide

Hen of hun?
- Taalnorm
- Taalgevoel
- taalwerkelijkheid

Slide 4 - Tekstslide

De drie T's
Het oefenen met de volgorde taalgevoel, taalwerkelijkheid en taalnorm is effectief, omdat deze volgorde aansluit bij hoe je taal intuïtief ervaart en verwerkt. 
Taalnorm: De regels volgens officiële taaladviezen en grammatica’s.
Taalgevoel: Wat mensen intuïtief mooi, logisch of prettig vinden.
Taalwerkelijkheid: Hoe taal daadwerkelijk in de praktijk wordt gebruikt.

Slide 5 - Tekstslide

De drie T's
Beginnen bij taalgevoel: intuïtie en persoonlijke betrokkenheid

Reden: Taalgevoel is het startpunt, omdat het aansluit bij wat leerlingen al weten en voelen. Het is hun natuurlijke, intuïtieve reactie op taal.

Slide 6 - Tekstslide

De drie T's
Overgaan naar taalwerkelijkheid: Feitelijk taalgebruik door mensen in dagelijkse situaties.

Reden: Taalwerkelijkheid volgt op taalgevoel, omdat het je uitnodigt om je intuïties te toetsen aan hoe taal in de praktijk wordt gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

De drie T's
Eindigen met taalnorm: Regels over hoe taal ‘correct’ zou moeten worden gebruikt.

Reden: Taalnorm komt als laatste, omdat het helpt om je intuïtie en praktijk in een breder, systematisch kader te plaatsen.

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de zinnen met hen/hun
Het wil er maar niet in. 
Is het nu Ik heb hen een fles wijn gegeven 
of Ik heb hun een fles wijn gegeven
En hoe komt het dat zelfs de meest taalgevoelige mensen daarover twijfelen?

Slide 9 - Tekstslide

Ik heb hen een fles wijn gegeven.
Ik heb hun een fles wijn gegeven.
Wat vind je goed?
alleen hen
hen is beter
allebei goed
hun is beter
alleen hun

Slide 10 - Poll

Waarom vind je dat?
logisch
taalgevoel
aangeleerd

Slide 11 - Poll

Moeilijkste taalregels
Een van de moeilijkste taalregels is het verschil tussen hun en hen. 
Dat is een krankzinnige regel, want het Nederlands heeft in geen enkel ander geval verschillende vormen voor 'lijdend voorwerp' (Ik heb hen gefeliciteerd') en 'meewerkend voorwerp ('Ik heb hun een fles wijn gegeven; in deze zin is een fles wijn lijdend voorwerp). 

Slide 12 - Tekstslide

Moeilijkste taalregels
Bij andere pers. vnw gebruik je in beide gevallen altijd dezelfde vorm, bijv. hem, ons of jullie: Zij hebben ons gefeliciteerd en ons een fles wijn gegeven. De hen-/hun-regel is dan ook een onnatuurlijk bedenksel uit de zeventiende eeuw. 

Slide 13 - Tekstslide

Moeilijkste taalregels
En dan hebben mensen de regel om nog eens massaal 'verkeerd' in hun hoofd, misschien wel omdat ze hun (vanwege hun hebben?) lelijk vinden, of omdat hen nu eenmaal minder spreektalig overkomt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

hun hebben
Het is overduidelijk: hun als onderwerp moet je vermijden als je niet voor dom uitgemaakt wilt worden.
Zeg 0 en vooral: schrijf - dus nooit: hun hebben, hun gaan, toen zijn hun vertrokken. 

Slide 16 - Tekstslide

hun hebben
Hun hebben is volgens miljoenen mensen de ergste taalfout die je kunt maken: als je dat zegt, ben je een halve wilde. 
Op dat strenge oordeel is de huidige taalnorm gebaseerd.

Slide 17 - Tekstslide

hun hebben
Wat hun hebben werd in 1911 voor het eerst melding gemaakt. Toen kwam het waarschijnlijk al een tijdje voor in het midden en westen van Nederland. 
Mijn eigen oma (1921-2013) zei het haar hele leven zo. En inmiddels komt het in vrijwel heel Nederland voor, juist ook in 'standaardtaal', in elk geval in vormen van Nederlands die niet duidelijk een bepaald dialect zijn.  

Slide 18 - Tekstslide

hun hebben
Taalkundigen hebben een paar jaar geleden onderzocht hoe hun-zeggers dat woord gebruiken. Er blijkt een duidelijk systeem in te zitten: hun als onderwerp verwijst altijd naar personen en is daarom specifieker dan zij of ze
En, als je kinderen vraagt waarom ze hun gebruiken en niet zij, kun je antwoorden verwachten als: maar het zijn toch geen meisjes? Het heeft kennelijk voordelen om hun als onderwerp te gebruiken in plaats van zij

Slide 19 - Tekstslide

Wat vind je mooi?
hun hebben
geen voorkeur
zij hebben

Slide 20 - Poll

hun en zij
Omdat hun als onderwerp zo lelijk wordt gevonden, zal het nog heel lang duren of misschien zelfs eeuwig duren, voordat het door iedereen geaccepteerd wordt. 
De afkeer van hun hebben is onder jongeren nog altijd bijna even groot als onder ouderen. 

Slide 21 - Tekstslide

hun of zij
Toch is een vergelijkbare taalverandering eerder wél gelukt. Twee eeuwen geleden mocht je niet zeggen of schrijven: 
u gaat, u bent, u komt. 
U was geen onderwerp, maar LV of MV: Ik zie u. 
De onderwerpsvorm moet gij zijn: gij gaat, gij zijn, gij komt. 

Slide 22 - Tekstslide

hun of zij
Maar, in Nederland was de opkomst van het onderwerp u onstuitbaar. 
Een eeuw later was iedereen overstag; u is sindsdien de norm en gij is uitgestorven. 
In België is gij als niet-formele aanspreekvorm blijven bestaan. 

Slide 23 - Tekstslide

Nu jullie!
Je gaat nu de drie T's ook toepassingen bij de volgende onderwerpen:
- Het boek dat/wat

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen: Het boek dat/wat
- Je begrijpt waarom sommige mensen "wat" natuurlijker vinden dan "dat" (taalgevoel).
- Je ziet dat "wat" in informele teksten vaak gebruikt wordt, ondanks de officiële regel (taalwerkelijkheid).
- Je weet dat de taalnorm voorschrijft dat "dat" bij concrete antecedenten hoort (taalnorm).

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen: Die/Welke
- Je begrijpt waarom "welke" soms als formeel of ouderwets wordt ervaren (taalgevoel).
- Je herkent dat "die" veel vaker in de praktijk wordt gebruikt, zelfs in formele teksten (taalwerkelijkheid).
- Je weet dat de taalnorm adviseert om "welke" te vermijden in moderne teksten (taalnorm).


Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen: Frankrijk: haar/zijn

Slide 27 - Tekstslide