De Nederlandse taal en het lidwoord BRS

De Nederlandse taal en het lidwoord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Nederlandse taal en het lidwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les weten de leerlingen dat er drie verschillende lidwoorden zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de Nederlandse taal en het lidwoord?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een lidwoord?
Een lidwoord is een woord dat voor een zelfstandig naamwoord staat en aangeeft of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De drie lidwoorden
In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: 'de', 'het' en 'een'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lidwoord 'de'
Het lidwoord 'de' wordt gebruikt voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lidwoord 'het'
Het lidwoord 'het' wordt gebruikt voor onzijdige zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lidwoord 'een'
Het lidwoord 'een' wordt gebruikt voor alle zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud en meervoud.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
Vul de juiste lidwoorden in: ... man, ... meisje, ... huis.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
De Nederlandse taal heeft drie lidwoorden: 'de', 'het' en 'een'. 'De' wordt gebruikt voor mannelijke en vrouwelijke woorden in het enkelvoud, 'het' voor onzijdige woorden in het enkelvoud, en 'een' voor alle woorden in het enkelvoud. De voor alle woorden in  het meervoud.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.