Mannelijk, enkelvoud: hij, hem, zijn (die, deze)
Vrouwelijk, enkelvoud: zij, ze, haar (die, deze)
Onzijdig, enkelvoud: het, zijn (dit, dat)
Meervoud: zij, ze, hen, hun (die, deze)
- Ik denk dat deze film wel leuk is! Of heb jij hem al gezien?
- Ik denk dat dit boek wel leuk is! Heb jij het al gelezen?
- De mediatheek heeft haar klanten uitgenodigd voor de opening.
- De paarden rennen erg had. Je kunt ze bijna niet bijhouden.