1B+Herhaling derdiedas en werkwoord werden

Voorbereiding

  • Hou je werkboek 2 gereedt;
  • zet je microfoon op gedempt;
  • volg de uitleg en stel een vraag via de chat;
  • wees bereid om mee te doen bij lesson up.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding

  • Hou je werkboek 2 gereedt;
  • zet je microfoon op gedempt;
  • volg de uitleg en stel een vraag via de chat;
  • wees bereid om mee te doen bij lesson up.

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel
  • wij kennen nog de regels voor mannelijke, vrouwelijke, onzijdige zelfstandige naamwoorden en kunnen deze toepassen;
  • wij kunnen het werkwoord 'werden' vervoegen en de regel toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

der, die , das....
Vóór een zelfstandig naamwoord staan in het Duits de lidwoorden der, die of das
– der wordt gebruikt voor mannelijke woorden (der Mann, der Freund, der Stier, der Baum);
 – die wordt gebruikt voor vrouwelijke woorden (die Frau, die Freundin, die Kuh, die Blume);
– das wordt gebruikt voor onzijdige woorden (das Haus, das Lied, das Buch, das Programm);
Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud wordt gebruikt, staat er altijd die voor. 
Dit geldt dus ook voor mannelijke en onzijdige woorden: die Männer, die Frauen, die Häuser.
Dus:
mannelijk          vrouwelijk             onzijdig                meervoud
der Mann           die Frau                 das Kind              die Freunde

Slide 3 - Tekstslide

der, die, das......ein, eine, keine....


- Als je in plaats van ‘de‘ of ‘het‘ in het Duits ‘een‘ wilt gebruiken, neem je het lidwoord ein.
-  Bij vrouwelijke woorden komt er dan nog een -e achter. 
-'ein' komt in het meervoud natuurlijk niet voor, daarom gebruik je 'keine'.
Dus:
mannelijk                   vrouwelijk               onzijdig             meervoud 
ein Mann                    eine Frau                 ein Kind             --- (keine)

Slide 4 - Tekstslide

das Hund oder der Hund?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het onbepaald lidwoord voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord?

Slide 6 - Open vraag

Welk lidwoord past niet bij het zelfstandig naamwoord
A
die Onkel
B
das Brötchen
C
der Hase
D
die Menschen

Slide 7 - Quizvraag

Welk woordengroep (lidwoord en zelfstandig naamwoord) past niet
A
Die Herausforderung
B
der Maurer
C
das Religion
D
die Männer

Slide 8 - Quizvraag

  • Het werkwoord werden
  • Het werkwoord  'werden' is een hulpwerkwoord is altijd of aan een zelfstandignaamword gekoppelt of aan een gebeurtenis;
     Er wird Polizist.
     Es wird morgen regnen.
  • Het geeft aan dat iets in de toekomst gaat gebeuren.

Slide 9 - Tekstslide

Vervoeging van het werkwoord
Het werkwoord "werden" is een sterk werkwoord en krijgt dus:
  1. een klinkerwissel in het enkelvoud,
  2. geen uitgang bij de hij-,zij-,het-vorm.
  3. het meervoud wordt gewoon vervoegd en krijgt bij jullie een vervoegings (e).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

hij zal is in het Duits
A
es werdet
B
es wird
C
sie wird
D
er wird

Slide 12 - Quizvraag

Unsere Großeltern........(werden) heute nach Hause fahren.
A
wird
B
werdet
C
werden
D
wirst

Slide 13 - Quizvraag

jij wordt is in het Duits
A
ich werde
B
du wirst
C
du werdest
D
ich wird

Slide 14 - Quizvraag

Wat is anders bij de vervoeging van het werkwoord 'werden' dan bij een gewoon zwak werkwoord?
A
geen uitgang hij, zij het en klinkerwissel enkelvoud
B
geen uitgang bij ik, hij, zij en het
C
er is niets anders
D
er is geen klinkerwissel enkelvoud

Slide 15 - Quizvraag

Is het lesdoel voor vandaag bereikt?

Slide 16 - Open vraag

Zijn er nog vragen over de grammatica?

Slide 17 - Open vraag

Ga verder met.....
  1. Maak de opdracht 2 a en b op bladzijde 13 in je werkboek of online;
  2. Leer de regel en het vervoegen van het werkwoord werden.

Slide 18 - Tekstslide