Deel 2: herhaling werkwoordspelling feb 22

Deel 2: werkwoordspelling
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deel 2: werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

  • We bespreken het huiswerk van vandaag
  • We oefenen voor de (proef)toets

Slide 2 - Tekstslide


Deze winkel (versturen)..ook pakketjes naar uw adres. 

Noteer de werkwoordsvorm en de juiste spelling.

Slide 3 - Open vraag


De boeren (oogsten)….het koren vroeger met de hand.

Noteer de werkwoordsvorm en de juiste spelling.

Slide 4 - Open vraag


Onze klas heeft net heerlijk (gymmen)..
Noteer de werkwoordsvorm en de juiste spelling.

Slide 5 - Open vraag


 (Luisteren)…naar de radio viel ik in slaap.
Noteer de werkwoordsvorm en de juiste spelling.

Slide 6 - Open vraag


 Het (stijgen)… water 



Slide 7 - Open vraag


 De (haten)…tiran.



Slide 8 - Open vraag


Het (verbazen)…me dat jij zoiets  (bestellen)…. 

Noteer de vorm en de juiste spelling.

Slide 9 - Open vraag


De docent (vertrouwen)…de leerling en heeft zijn verhaal (geloven)…
Noteer de vorm en de juiste spelling.

Slide 10 - Open vraag

  • Maak deel 2 van werkwoordspelling.
  • Zie Magister-huiswerk woensdag/vrijdag.

Slide 11 - Tekstslide


Ik heb de stof van mijn (verpesten)...toets opnieuw (leren)...
A
bn verpeste vd geleerd
B
bn verpestte vd geleerd
C
vd verpeste bn geleerd
D
vd verpestte od geleerd

Slide 12 - Quizvraag


De (kuchen)...patiënt kreeg een (pijnstillen).. middeltje van de verpleger.
A
od kuchende bn pijnstillend
B
bn kuchende bn pijnstillend
C
bn kuchende od pijnstillend bn kuchende bn kuchende od pijnstillend
D
od kuchende od pijnstillend

Slide 13 - Quizvraag


Het (melden)...incident (worden)...morgen besproken.
A
bn gemeldde pvtt word
B
bn gemelde vd wordt
C
vd gemelde pvtt word
D
bn gemelde pvtt wordt

Slide 14 - Quizvraag

pvtt
hulp
ik-vorm  
ik-vorm + t  
hele ww
lopen
ik vind   - vind je   (loop)
jij vindt, hij vindt    (loopt)
wij vinden             (lopen)
pvvt

ik-vorm + te(n)  
ik-vorm + de(n)

enkelvoud/meervoud

't x-kofschip

ik brand + de    (brandde)
jij maak + te      (maakte)
jullie huil + den (huilden)
zij bluf + ten      (bluften)
voltooid deelwoord

ik heb...
activiteit is afgerond
't x-kofschip
ik heb gewandeld         wandel
jullie hebben gemaakt  maak
zij is gespaard              spaar
wij hebben gegaapt      gaap

Slide 15 - Tekstslide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
vertelt
ontwikkelt
voltooid deelwoord

verteld
ontwikkeld
persoonsvorm tegenwoordige tijd
vertrouwt
verandert
voltooid deelwoord

vertrouwd
veranderd
Ik geloof niet dat hij zoiets vertel....
Heeft zij dat echt vertel..?
Het bedrijf ontwikkel...
nieuwe plannen
Dat bedrijf heeft zich de laatste tijd goed ontwikkel..
Vreemd dat je hem niet vertrouw...
Mijn moeder verander...haar mening niet.
Logisch dat je hem nooit hebt vertrouw...
Is zij nog steeds niet verander..?

Slide 16 - Sleepvraag

onvoltooid deelwoord
hele werkwoord + d
activiteit is nog niet afgerond
lopen + d              lopend,
schreeuwen + d   schreeuwend, opvallen+ d          opvallend
bn van een od

staat voor een zn
hele werkwoord + d(e)
het huilende kind         huilen + de
de spetterende show   spetteren + de
een lachend meisje     lachen + d
een opvallend jasje     opvallen +d
bn van een vd
- staat voor een zn
- Je schrijft het zoals je het hoort
  (zo kort mogelijk). 
- Alleen dubbele t of d als dat nodig is voor de uitspraak
het verwachte resultaat
een gezette man
de verpeste tekening
het afgebrande hotel

het gewitte plafond - de geredde man

Slide 17 - Tekstslide

Let op:
Woorden die in het hele werkwoord een z hebben staan, maar een s krijgen bij de ik-vorm, krijgen bij een pvvt -de (n) achter de ik-vorm.

En een -d aan het eind bij een voltooid deelwoord
Ik verhuis + de       (verhuizen)
Wij verhuis + den     (verhuizen)




Ik ben verhuisd
Dat geldt ook voor woorden die een in het hele werkwoord een v hebben staan, maar een f krijgen bij de ik-vorm.
Jij wuif + de           (wuiven)
Jullie wuif + den     (wuiven)


Zij hebben gewuifd

Slide 18 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord

brullend
kalmerend
gloeiend
bijvoeglijk naamwoord

kalmerend
brullend
gloeiend



Dat middeltje werkt kalmerend.
Een brullend kind is soms irritant.
Een kalmerend middel kan gevaarlijk zijn.
Brullend rende het kind weg.
Zij waren er gloeiend bij.
Met een gloeiend gezicht keek zij op.

Slide 19 - Sleepvraag


De (aanbranden)...aardappels zijn in de vuilnisbak (belanden)..
A
vd aangebrande pvvt belandt
B
bn aangebrandde vd beland
C
bn aangebrande vd belandt
D
bn aangebrande vd beland

Slide 20 - Quizvraag


Wegens (verzachten)...omstandigheden werd de (veroordelen)..vrouw niet vastgezet.
A
bn verzachtende bn veroordeelde
B
bn verzachtende vd veroordeelde
C
od verzachtende bn veroordeelde
D
od verzachtenden vd veroordeelde

Slide 21 - Quizvraag


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

Een (leegstaan)... huis wordt vaak gekraakt.

Slide 22 - Open vraag


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

(Worden)...jij niet moe van deze opdracht?

Slide 23 - Open vraag


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

De (omspitten)..tuin zag er weer keurig uit.

Slide 24 - Open vraag

huiswerk
Zie magister morgen
leren de theorie van spelling
maken de oefeningen

Slide 25 - Tekstslide