Op Niveau - BK Leerjaar 2 - Blok 3 - Spelling les 1

blz:119
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

blz:119

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weten we het nog?
- Persoonsvorm
- Zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. Een van deze werkwoorden is de persoonsvorm.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Door de woorden om te draaien
B
Wie of wat te vragen
C
De zin vragend te maken

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zelfstandig naamwoord
Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
hond
B
op
C
worden
D
het

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je deze les leren?
Je leert de spelling van:
- het werkwoord tt en vt
- het zelfstandig naamwoord meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord tt en vt
Tegenwoordige tijd:
Ik loop, hij loopt, wij lopen

Verleden tijd:
Klankvast? Ik begeleid => ik begeleidde
Klankveranderend? Ik loop => ik liep


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord tt
Tegenwoordige tijd

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord vt - klankvast

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord vt - klankveranderend

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd
Werkwoorden kun je in 3 tijden schrijven. 
tegenwoordige tijd - verledentijd - voltooide tijd

Bijvoorbeeld: 
Ik kook Italiaans. - Tegenwoordige tijd
Ik kookte Italiaans. - Verleden tijd
Ik heb Italiaans gekookt. - Voltooide tijd

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het is gelukt, het is klaar, het is gedaan. Voltooid.

VDW: voltooid deelwoord.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
  • Een werkwoord dat aangeeft dat iets is voltooid.
  • Begint meestal met ge-
  • Eindigt met -t, -d, -en

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord meervoud
Meestal maak je het meervoud van een zelfstandig naamwoord door 
-en of -s achter het woord te plakken.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord meervoud
Maar let op: 
Net als bij andere woorden moet je soms een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten.

Bijvoorbeeld: noot – noten, mes – messen.

Soms geldt een andere regel om het meervoud te maken.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten meervouden
- Veel meervouden eindigen op -en
- Veel meervouden eindigen op -s of -'s
- Sommige meervouden houden zich niet aan deze regels. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel meervoud op -s:

  • Schrijf je als het geen probleem oplevert voor de uitspraak

Voorbeeld:
kamers | cafés | bureaus | conciërges
Meervoud op -s

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel meervoud op -en of -s:

  • Heel wat woorden hebben twee meervouden

Voorbeeld:
aardappels | aardappelen
zoons | zonen
groentes | groenten
Meervoud op -en of -s

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud 's
Na: 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 24 - Tekstslide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Meervouden 'S
  • Je krijgt 'S als...
  • Ik hOU vAn Y
  • (ezelsbruggetje)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak
Opdracht 1 t/m 7
blz: 119 t/m 124

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies