Maaike heeft een zandkasteel gebouwd.
Mijn moeder maakt een pan met soep klaar.
Mijn sloffen staan naast mijn bed.
Jouw tante geeft jou een cadeau
Jill geeft Tom een knipoog.
Matthias kauft das Buch
Der Opa schenkt ihm eine neue Mütze.
Wir essen gerne Brot mit Schinken.
Ich lerne die falsche Wörter
Die neue Hose gefällt mir gar nicht.
Ich wünsche dir gute Besserung