Week 1 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Tekstslide

Agenda week 1  4 januari t/m 8 januari 2021
  • Inleveren weektaak 1: dinsdag 12 januari 2021
  • We ronden  opbouw van teksten en verhalen af.
  • Zorg voor een nieuw leesboek. Er is geen aparte leestoets deze periode, maar we gaan gewoon door met lezen. Kies een titel uit de boekenlijst (zie mail).
  • Start debat en leesvaardigheid.

Slide 5 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3
Nee
202
SO
Presentatie
10 min
1
Nee
203
SO
Schrijfopdracht
45 min
2
Nee

Slide 6 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:
  • leer je wat politieke en maatschappelijke debatten zijn en hoe je argumenten beoordeelt. 
  • leer je hoe je meningen en argumenten onderscheidt

Slide 9 - Tekstslide

Vanaf volgende week staan de antwoorden van de gemaakte opdrachten aan het eind van de weektaak.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 11 - Tekstslide

14. Debatteren (p. 58)

Slide 12 - Tekstslide

14. Debatteren (p. 58)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Lezen/maken: debatten
  • Lees de uitleg op bladzijde 50, bladzijde 58 en bladzijde 60
  • Maak opdracht 1  en 2  op bladzijde 59
  • Maak opdracht 8 en 10 op bladzijde 60


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Lezen/maken: meningen en argumenten
  • (her) lees de uitleg op bladzijde 70
  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 71
  • De opdrachten staan op de volgende dia's.



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 23 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 24 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 25 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 26 - Open vraag

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je hoe je meningen en argumenten onderscheidt?

Slide 27 - Tekstslide

Nakijken weektaak

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 43
1 a Bijvoorbeeld: Er moet een betere aanpak komen voor pestgedrag.
- Wat is het onderwerp? – De ernst en aanpak van pestgedrag.
- Wie is de lezer? – Met name medeleerlingen (lezers van de schoolkrant).
- Wat voor soort tekst wordt het? – Een overtuigende en activerende tekst.
- Wat wil je ermee bereiken? – Lezers overtuigen van de ernst van pesten en ze ertoe aanzetten om
actief op te treden tegen pestgedrag. 
- Wat is de belangrijkste boodschap? – Pestgedrag kan levens kapot maken, dus dit gedrag moet
beter worden aangepakt. 
b Bijvoorbeeld: In theorie zijn we allemaal tegen pesten, maar toch komt pestgedrag nog altijd voor
bij ons op school. Hier moeten we iets tegen doen! 

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 43
2 a Bijvoorbeeld:
- Pestgedrag zorgt ervoor dat in klassen minder sprake is van gezelligheid en van groepsgevoel.
- Het is nodig om pestgedrag beter aan te pakken zodat onze school daadwerkelijk een school ‘voor
iedereen’ wordt, waar nu slechts in theorie sprake van is.
- Pesterijen kunnen zelfs veertig jaar later nog sociale, fysieke en mentale gevolgen hebben, dus dit
moet echt worden voorkomen.
b Bijvoorbeeld: Veel mensen zullen pesten blijven zien als iets wat ‘erbij hoort’ en ‘niet te
voorkomen’ is, maar dat is een laf en makkelijk antwoord. Als we in theorie echt allemaal tegen
pesten zijn, moet het mogelijk zijn om daar in de praktijk ook allemaal naar te handelen.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 43
3 a Bijvoorbeeld: We zijn in theorie allemaal tegen pesten, dus laten we ons in de praktijk ook zo
gedragen.
b Bijvoorbeeld: Pestgedrag kan levens kapot maken, dus dit gedrag moet – en kan! – beter worden
aangepakt!  

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 43
Bijvoorbeeld: Op de vraag ‘Ben jij voor of tegen pesten?’ zal iedereen van ons zonder twijfel tegen
zijn. En toch komt er nog altijd pestgedrag voor bij ons op school. Dit pestgedrag moet beter worden aangepakt! 
Een van de leukste dingen aan de middelbare school is de gezelligheid met je klasgenoten.
Pestgedrag zorgt er echter voor dat niet iedereen deze gezelligheid ervaart en dat er verdeling
bestaat binnen klassen. Door dit pestgedrag beter aan te pakken, kunnen we het groepsgevoel in
onze klassen terugkrijgen. 
Daarnaast wordt altijd gezegd dat onze school ‘voor iedereen’ zou zijn. Dit klinkt natuurlijk
hartstikke gastvrij, maar in de praktijk voelt niet iedereen zich even thuis bij ons op school. Een
strengere aanpak van pestgedrag lijkt mij daarom nodig om onze school echt een plek ‘voor
iedereen’ te maken.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 43
Deze betere aanpak is al helemaal noodzakelijk als je langer stilstaat bij de gevolgen van pesten.
Uit Brits onderzoek blijkt dat zelfs veertig jaar later de sociale, fysieke en mentale gevolgen van
pesterijen nog merkbaar zijn.
Toch zullen veel van jullie nog denken: pesten komt nou eenmaal op iedere school voor, hier is
niks tegen te doen. Maar vinden jullie dat antwoord niet zelf ook veel te makkelijk? 
De
schoolleiding kan pesters strenger straffen en wij kunnen zelf stoppen met buitensluiten en onze
vrienden waar nodig aanspreken op hun gedrag. 
We zijn in theorie allemaal tegen pesten, dus laten we ons in de praktijk ook zo gedragen.
Pestgedrag kan levens kapot maken, dus dit gedrag moet – en kan! – beter worden aangepakt.

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 7 bladzijde 45
7 a Bij een moordverhaal wekt een cirkelstructuur spanning op. Door bij het einde, de moord, te
beginnen, weet de lezer al dat er een moord gepleegd wordt. De lezer blijft dan met de vraag
zitten wie de moord gepleegd heeft en wat er precies gebeurd is. Die vragen zorgen voor
spanning in het verhaal.
b Te beoordelen door de docent.
c Te beoordelen door de docent.
d Bijvoorbeeld: Door gebruik te maken van een cirkelstructuur kun je vanaf het begin van het
verhaal spanning aanwezig laten zijn in het moordverhaal. Wanneer je ditzelfde verhaal
chronologisch weergeeft, komt die spanning pas later.

Slide 34 - Tekstslide

Weektaak 1 afgerond

Slide 35 - Tekstslide