Herhaling + 18.3 obligatielening

18.3 Obligatielening
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

18.3 Obligatielening

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het met je?
A
B
C

Slide 2 - Quizvraag

Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het maatschappelijk aandelenkapitaal, de aandelen in portefeuille en het geplaatst aandelenkapitaal?

Slide 4 - Open vraag

Wanneer maakt een aandeelhouder koerswinst?
A
Als hij dividend ontvangt.
B
Als hij een aandeel voor meer verkoopt dan dat hij hem gekocht had.
C
Als het bedrijf winst maakt.
D
Als aandelen boven pari worden verkocht.

Slide 5 - Quizvraag

Er ontsaat een agioreserve
De prijs is gelijk aan de nominale waarde
Gebeurd alleen als het bedrijf dringend aandelen nodig heeft. 
Emissia a pari
Emissie boven pari
Emissie beneden pari

Slide 6 - Sleepvraag

Welke reserves ken je allemaal?

Slide 7 - Open vraag

Bereken de intrinsieke waarde

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen cash en stock dividend?

Slide 9 - Open vraag

Dit is een lening waarbij de geldgever en de geldlener met elkaar contact hebben.
A
Aandelen
B
Obligatielening
C
Achtergestelde lening
D
Onderhandse lening

Slide 10 - Quizvraag

Wie is de hypotheek gever bij een hypothecaire lening
A
Eigenaar van het huis
B
De bank

Slide 11 - Quizvraag

Obligatielening

Slide 12 - Tekstslide

Wie geven er obligatieleningen uit?
  • Overheden
  • Grote bedrijven

Slide 13 - Tekstslide

Beurskoers obligatie
  • Hangt af van de lengte van de lening en de rente. 
  • Is de rente van nieuwe obligaties hoger dan rente van de oude obligaties dan daald de waarde van de oude obligaties.  
  • Is de rent van nieuwe obligaties lager dan de rente van oude obligaties dan stijgt de waarde van de oude obligaties. 

Slide 14 - Tekstslide

Aflossen obligaties
Op obligaties word afgelost, dit kan op de volgende manieren:
  • In een keer aan het eind van de looptijd. 
  • In gedeelten gedurende de looptijd doormiddel van uitloting.
  • Het opkopen van de eigen obligaties. 

Slide 15 - Tekstslide

Waar zou jij liever in beleggen? obligaties of aandelen?
A
Obligaties
B
Aandelen
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 16 - Quizvraag

Aandeel
Obligatie
Bewijs van mede-eigendom
Onderdeel EV
Onderdeel VV
Vast interest-percentage
Geen zeggenschap
Dividend
Tijdelijk vermogen
Vast vermogen
Aflossing

Slide 17 - Sleepvraag

Maken


Opdracht 18.4

Volgende week dinsdag CT hoofdstuk 17 en 18

Slide 18 - Tekstslide