Paragraaf 2.2 De spreiding van wereldsteden

Welkom 2G
- telefoon in de telefoontas
- jassen uit
- spullen op tafel

Even kletsen tot ik wil beginnen. Dus als ik voor de klas ga staan
-> Stil zijn als ik wil beginnen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2G
- telefoon in de telefoontas
- jassen uit
- spullen op tafel

Even kletsen tot ik wil beginnen. Dus als ik voor de klas ga staan
-> Stil zijn als ik wil beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Steden
2.2 De spreiding van wereldsteden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent de factoren die de ligging van steden beïnvloeden.

Je begrijpt het verschil in verstedelijkingstempo tussen rijke en arme landen.

Je kunt het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe is de spreiding van wereldsteden?

Slide 4 - Tekstslide

vraag
Welk verschil zie je tussen de ligging van steden in de rijke en arme delen van de wereld?

antwoord
In rijke delen van de wereld zijn steden meer verspreid over land.
Stedelijk netwerk
Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe is de spreiding van grote steden?
Veel ontwikkelingslanden hebben vaak één megastad, een primate city. 
Een primate city is veel groter dan de tweede stad van het land.

  • Bijvoorbeeld: Bangkok in Thailand 
(8 miljoen inwoners) is 16 keer zo groot als de tweede stad van Thailand (270.000 inwoners). 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Alle stedelijke netwerken in Nederland.
Arnhem en Nijmegen werken veel samen = een stedelijk netwerk.

Slide 8 - Tekstslide

Spreiding steden verklaren (1)
 Absolute ligging
  • vlakke vruchtbare gebieden
  • kruispunten handelswegen
  • vindplaats grondstoffen
  • Aan de kust of langs rivieren

Slide 9 - Tekstslide

Spreiding steden verklaren (2)
 Relatieve ligging
  • De stad ligt gunstig, midden in het land en met prima verbindingen naar andere steden. 

  • Brussel 'spin in het web'

Slide 10 - Tekstslide

Spreiding steden verklaren (3)
Het koloniale verleden
  • Steden door koloniale verleden liggen meestal aan de kust
  • Rol steden aan de kust? Exporthaven naar moederhaven
  • Later trokken mensen van het platteland naar deze steden waardoor sommige steden uitgroeiden tot megasteden

Slide 11 - Tekstslide

Hoe verandert het stedelijk patroon?
  • Aan de verstedelijkingsgraad kan je zien welk percentage van de bevolking van een land in steden woont.

  • Het verstedelijkingstempo is het percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt. --> In ontwikkelingslanden vaak hoog. Vanaf 1970 trekken hier miljoenen mensen van het platteland naar de stad (verstedelijking), in bijv. Afrika en Azië. Veel jonge gezinnen trekken naar de stad en stichten een gezin, met als gevolg dat er in deze steden een groot vestigingsoverschot is. 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Even oefenen.
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 2.2 op blz. 40 werkboek

- je mag samen werken, overleggen op fluistertoon
- steek je vinger op als je een vraag hebt
- in de klas is het dus stil of we horen gefluister. 

-> klaar? lees de paragraaf verder en begin aan opdracht 3
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 1A
Welke twee verschillende aanwijzingen in de figuur laten zien dat het hier om een westers land gaat? ‘Het is België’
is niet goed.

  • 1 Er zijn meerdere grote steden verdeeld over het land. 
  • 2 De steden zijn onderling prima verbonden en vormen een stedelijk netwerk.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 1B
Vind je dat Brussel als hoofdstad en bestuurscentrum 3
gunstig of ongunstig ligt? Leg je keuze uit met twee aanwijzingen uit figuur 4.

  •  Gunstig. De hoofdstad ligt centraal in het land en is uitstekend verbonden met de rest van het land.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 2A
Steden liggen niet zomaar ergens. Dat hangt samen met: 
A de kenmerken van de plaats zelf;
B hoe een plaats ligt ten opzichte van andere gebieden en steden.

Welke kenmerken hangen samen met situatie B?
A De plaats ligt op 52° N.B. en 4° O.L.
B Door het bevaarbaar maken van de rivier is het achterland sterk uitgebreid.
C Er is een natuurlijke haven.
D Hier is het vruchtbaar; je kunt er van alles verbouwen.
E Mainports verbinden deze plaats met de rest van de wereld.
F Voor de veiligheid is de stad gebouwd tegen een steile berghelling.

  •  B, E

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 2B
Ook het koloniale verleden heeft invloed op de huidige ligging van steden. Leg dat uit aan de hand van bron 10. 
Geef eerst aan wat de situatie is en noem dan de verklaring hiervoor.

  • Je ziet dat heel veel grote steden aan de kust liggen. Dat komt omdat de meeste Afrikaanse landen vroeger koloniën waren. De steden vormden de exporthavens voor goederen naar de Europese moederlanden.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kun je de spreiding verklaren?

Slide 19 - Tekstslide

Het verklaren van de spreiding
Steden liggen niet zomaar ergens, er zijn drie factoren die een rol spelen:
1. Kenmerken van het gebied: 
Steden liggen vaak in vlakke, vruchtbare gebieden. Bijna altijd bij water: aan de kust of aan een rivier. Dat was/ is handig voor de handel. 
= de absolute ligging. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het verklaren van de spreiding
2. Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen = de relatieve ligging. 
Parijs ligt gunstig: midden in het land met goede verbindingen naar andere steden. Soms verplaatsen ze ook een hoofdstad om deze reden.

3. Het koloniale verleden.  
In vroegere koloniën/ de armere landen liggen veel steden aan de kust in verband de haven. Zo'n stad is goed te herkennen: het heeft een oud, meer inlands stadsdeel en een nieuw deel door de kolonisten gebouwd.

Slide 26 - Tekstslide

De oude stad heeft smalle, kronkelige straten, terwijl het stratenpatroon van het nieuwe, westerse deel brede en rechten straten heeft. 
= een koloniale dubbelstad. 

Slide 27 - Tekstslide

Hoe verandert het stedelijk patroon?

Slide 28 - Tekstslide

Groei van de stad
Een stad groeit om verschillende, voor de hand liggende, manieren:
  1. Mensen trekken van het platteland/ het dorp naar de stad. Met name jonge mensen zijn op zoek naar een betere toekomst in de stad. 
  2. De, dus vooral jonge, mensen in de stad stichten een gezin. 

In de stad is dus een vestigingsoverschot: het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt. 
> er komt meer bij dan dat er weggaat. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

In welk werelddeel zal de verstedelijkingsgraad de komende jaren het meeste toenemen? Hoe kun je dat zien?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Kennis opfrissen

Slide 36 - Tekstslide

Absolute ligging
Relatieve ligging
Er is een grote rivier. 
Het ligt in het midden van het land. 
Door het grote vliegveld is deze plaats goed verbonden met de rest van de wereld.
Het is hier vruchtbaar.

Slide 37 - Sleepvraag

Wat is ook alweer de verstedelijkingsgraad?

Slide 38 - Open vraag

Wat is ook alweer een primate city?

Slide 39 - Open vraag

Wat is ook alweer het verstedelijkingstempo?

Slide 40 - Open vraag