Jaar 1 en 2 werkwoordspelling (PV TT en VT)

Nederlands
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Hoe goed ben je al?
10 vragen

8 goed = zelfstandig verder werken
7 of minder goed = uitleg volgen

Slide 2 - Tekstslide

De rechter zal bepalen of deze dief in de gevangenis ______.
A
beland
B
belant
C
belandt

Slide 3 - Quizvraag

De slager _____ zich in zijn duim.
A
sneed
B
sneet
C
sneedt

Slide 4 - Quizvraag

Hij ______ ook zijn wijsvinger.
A
verwonde
B
verwondde

Slide 5 - Quizvraag

Zijn wenkbrauw ______hevig na die botsing.
A
bloede
B
bloedde

Slide 6 - Quizvraag

Een verpleegkundige _______ ons voor op een lange wachttijd.
A
bereide
B
bereidde

Slide 7 - Quizvraag

De slager _____ veel pijn.
A
leed
B
leet
C
leedt

Slide 8 - Quizvraag

Wie pijn ___, moet rustig blijven.
A
lijd
B
leidt
C
lijdt
D
leid

Slide 9 - Quizvraag

Ik vertrouw erop dat de wond snel herstel_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 10 - Quizvraag

Starttaal online 2F
Taalverzorging: werkwoordspelling tt en vt
Allebei 1 oefening
Klaar? Woordenschat betekenissen en woordenschat contextzinnen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Persoonsvorm in vt
  1. Wat is het hele werkwoord?
  2. Haal -en van het werkwoord af
  3. De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
  4. Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? ik- vorm+ te(n)
  5. Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? ik-vorm+ de(n)

Voor zijn werk ... (verhuizen) Erik van Den Haag naar Den Bosch

Slide 13 - Tekstslide


PERSOONSVORM TT

  • ik-vorm
ik
  • ik- vorm+ t
hij/ zij / het
  • hele werkwoord
zij/ jullie/ wij




PERSOONSVORM VT

  • Wat is het hele werkwoord?
  • Haal -en van het werkwoord af
  • De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
  • Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? ik- vorm+ te(n)
  • Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? ik-vorm+ de(n)

Slide 14 - Tekstslide