Week 4 - WWS PV TT, PV VT

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands 

Nederlands 

Persoonsvorm in de 

- tegenwoordige tijd

- verleden tijd

Woorden

• Auditief

• Immobiliseren

• Intonatie

WOORDSOORTEN

1. Werkwoorden 
2. Naamwoorden 
3. Lidwoorden
   

Welke 4 werkwoordsvormen ken je?

Een persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Juist

Onjuist

Een werkwoord is altijd een persoonsvorm.

Juist

Onjuist

WERKWOORDSPELLING

1. Persoonsvorm tt
   
2. Persoonsvorm vt
   
3. Voltooid deelwoord
   
4. Voltooid deelwoord als bn
   
5. Tegenwoordig deelwoord
6. Engelse werkwoorden

Persoonsvorm in tt

• ik-vorm
  

ik

• ik- vorm+ t
  

hij/ zij / het

• hele werkwoord
  

zij/ jullie/ wij

	lopen	verbeteren	worden
ik
hij/zij/het
wij/jullie/zij

Persoonsvorm in tt

• ik-vorm
  

ik

• ik- vorm+ t
  

hij/ zij / het

• hele werkwoord
  

zij/ jullie/ wij

	lopen	verbeteren	worden
ik	loop	verbeter	word
hij/zij/het	loopt	verbetert	wordt
wij/jullie/zij	lopen	verbeteren	worden

Hij ... haar erg leuk.

1. vind
2. vindt
3. vint
4. vinden

Fleur ... leuke projecten

1. ontwikkeld
2. ontwikkelt
3. ontwikkeldt
4. ontwikkelen

Wat hij ... is dat je op tijd moet komen.

1. bedoelen
2. bedoeld
3. bedoelt
4. bedoeldt

Het is goed dat hij de verslagen
altijd ...

1. verbeterd
2. verbeteren
3. verbeterdt
4. verbetert

Ik (eten) altijd weinig in de ochtend.

Zij (vinden) die film heel goed.

(Onthouden) goed wat er is verteld!

Ze (rijden) in haar nieuwe Mercedes.

(Worden) je ook hebberig als je de nieuwe Iphone ziet?

(Worden) je trainer net als Frank de Boer ontslagen?

Online opdr. maken

Taalverzorging

2.1 Persoonsvorm in de tt

Persoonsvorm in vt

1. Wat is het hele werkwoord?
2. Haal -en van het werkwoord af
   
3. De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
   
4. Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? ik- vorm+ te(n)
   
5. Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? ik-vorm+ de(n)

Voor zijn werk ... (verhuizen) Erik van Den Haag naar Den Bosch

Elif en haar vriendin ... (reizen) vorig jaar naar Indonesië.

1. reisde
2. reisten
3. reizden
4. reisden

Hij ... (kruiden) de vis en bakte deze daarna goudbruin.

1. kruide
2. kruidde
3. kruidden
4. kruiden

Het ... (zijn) een geslaagde uitreiking.

De studenten ... (presenteren) over leuke onderwerpen.

1. presenteerde
2. presenteerdde
3. presenteerden
4. presenteerdden

PERSOONSVORM TT

• ik-vorm
  

ik

• ik- vorm+ t
  

hij/ zij / het

• hele werkwoord
  

zij/ jullie/ wij

PERSOONSVORM VT

• Wat is het hele werkwoord?
  
• Haal -en van het werkwoord af
  
• De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
  
• Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? ik- vorm+ te(n)
• Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? ik-vorm+ de(n)
  

Online opdr. maken

Taalverzorging

2.2 Persoonsvorm in de vt

Schrijf een brief aan mij

- Noteer wat je tot nu toe van de lessen vindt. Wat gaat er goed en wat kan er beter? 

- Wat helpt jou om je beter te concentreren tijdens de les? 

- Wat heb je van mij nodig om nog beter te worden in Nederlands?