Les 26 Woorden aan elkaar of los schrijven

H.26
Woorden aan elkaar of los schrijven. 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H.26
Woorden aan elkaar of los schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
*Je leert wanneer je woorden aan elkaar schrijft.
* Je leert wanneer je een tussenklank gebruikt.
*Je leert wanneer je een koppelteken gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Ik weet wanneer en hoe ik woorden aan elkaar of los moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Lesinhoud
1) Herhaling les meervoudsvormen
2) Voorkennis activeren
3) Instructie; aan elkaar of los.
4) Oefenen + woordenschat
5) Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van drie
A
drien
B
driën
C
drieën
D
drie's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van centrum
(twee antwoorden zijn mogelijk)
A
centra
B
centrum's
C
centras
D
centrums

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van academicus
A
academiecessen
B
academici
C
academicussen
D
academieossen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van paraplu
A
parapluus
B
paraplus
C
paraplus
D
paraplu's

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kalf
A
kalveren
B
kalverens
C
kalfers
D
kalvers

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht (blz.109) nakijken
a. academici
b. raderen
c. crises / crisissen
d. gelederen
e. coryfeeën
f. albatrossen
g. reçu’s (betalingsbewijs)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Die uitvinder hoopte met een……..
naar het ruimtestation te vliegen
A
hete lucht ballon
B
hete luchtballon
C
hetelucht ballon
D
heteluchtballon

Slide 19 - Quizvraag

Hij reinigt het terras met een ……...
A
hogedrukspuit
B
hoge drukspuit
C
hogedruk spuit
D
hoge druk spuit

Slide 20 - Quizvraag

De ………. won de marathon.
A
lange baan schaatser
B
langebaan schaatser
C
langebaanschaatser
D
lange baanschaatser

Slide 21 - Quizvraag

Ik koop een pak ……. melk
A
half volle
B
halfvolle

Slide 22 - Quizvraag

Heb jij ooit …….. bankbiljetten teruggekregen?
A
te veel
B
teveel

Slide 23 - Quizvraag

Er is een ……. verschenen over deze affaire.
A
zwart boek
B
zwartboek

Slide 24 - Quizvraag

Woordenschat
5 vragen om de woordenschat te vergroten.

Slide 25 - Tekstslide

Wat betekent ‘zwartboek’?
A
een verzameling negatieve voorbeelden
B
een boek dat zwart is
C
een boek met positieve voorbeelden

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een affaire?
A
bedrukt papiertje
B
Een leuke gebeurtenis waar mensen beter van worden
C
schoonmaken
D
Iets vervelends dat gebeurd is.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een munter?
A
Iemand die geld betaalt
B
Iemand die geld steelt
C
Iemand die geld maakt
D
Iemand bij een bank werkt

Slide 28 - Quizvraag

wat betekent samengesteld?
A
iets wat uit twee of meer delen bestaat
B
iets wat uit een deel bestaat

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de arbeidsmarkt?
A
de markt waar je banen kunt krijgen
B
een plek waar je kunt zoeken naar een baan
C
het geheel van aanbod van betaald werk

Slide 30 - Quizvraag

Ik weet nu wanneer en hoe ik woorden aan elkaar of los moet schrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Huiswerk
H. 26 - blz. 56 + 57.
maken opdrachten 5-6, 10, 

Lesson Up nog eens bekijken + theorie goed bestuderen.

Slide 32 - Tekstslide