Over taal blok 1

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten voorlezen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Vorig jaar heb je de begrippen:
synoniem, antoniem, samenstelling en afleiding geleerd.
Hierna volgen daar 3 vragen over!

Slide 5 - Tekstslide



Geef een voorbeeld van een Synoniem bij de volgende woorden:
Docent/ horloge/ schooltas

Slide 6 - Open vraag

Geef nu een voorbeeld van een antoniem bij:
Zoet/ handig/ donker

Slide 7 - Open vraag

Maak een afleiding én een samenstelling van de volgende woorden:
Leraar/ schade/ huis

Slide 8 - Open vraag

Vandaag leer je wat een homoniem en een homofoon zijn.
Wat denk je nu al als je naar de delen van de woorden kijkt?

Slide 9 - Open vraag

Homoniem en homofoon
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. Bijvoorbeeld bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling).
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar verschillend worden geschreven. Bijvoorbeeld hart en hard. 

Slide 10 - Tekstslide

Homoniemen: Rund, watje, bank
Maak met één van deze woorden een kloppende zin waarin de verschillende betekenis duidelijk wordt.

Slide 11 - Open vraag

Homofoon: Licht/ligt, eis/ijs
Opdracht: maak met beide woorden een kloppende zin waarin de betekenis duidelijk wordt.

Slide 12 - Open vraag

Er bestaan ook 'homografen'.
Zoek eens snel op wat dat betekent en geef er een voorbeeld van.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide