5.2 Chromosomen

5.2 chromosomen
Herhalen 5.1
Uitleg 5.2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.2 chromosomen
Herhalen 5.1
Uitleg 5.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een gen is een stukje DNA.
Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 5 - Quizvraag

Je bent snel zenuwachtig bij proefwerken. Dit komt door je:
A
genotype
B
omgeving
C
beide

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Genotype
Eigenschappen die vastliggen in je genen (in je DNA).
Dit genotype is erfelijk en ligt vast.

Bijvoorbeeld: oogkleur, haarkleur, huidskleur

Slide 8 - Tekstslide

 Fenotype en Genotype 

  • Fenotype: uiterlijke kenmerken, makkelijk aan te passen, wordt bepaald door je DNA en invloeden uit je omgeving (milieu)

  • Genotype: eigenschappen die vastliggen in je genen, zijn niet aan te passen en erf je van je ouders

  • Fenotype wordt bepaald door het genotype EN door invloeden van het milieu (invloeden van het milieu zijn bijvoorbeeld haren verven, sporten, zon, plastische chirurgie etc)



Slide 9 - Tekstslide

5.2 chromosomen
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
  • XX=Meisje XY=Jongen
  • Waarom is het nooit YY?


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Celdeling
Gewone celdeling (bij mensen). Elke nieuwe cel is identiek aan de oude (klonen)!

Slide 14 - Tekstslide

Vormen van geslachtscellen: veel variatie! En maar de helft van het aantal chromosomen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen

Slide 17 - Quizvraag

Bij tijgers hebben zaadcellen 20 chromosomen.
Hoeveel chromosomen hebben de oogcellen van tijgers?
A
20 chromosomen
B
40 chromosomen

Slide 18 - Quizvraag

Er wordt een jongetje geboren.

De kern van een huidcel van hem bevat
A
22 paar chromosomen + XX
B
22 paar chromosomen + XY
C
22 chromosomen + XY
D
22 chromosomen + Y

Slide 19 - Quizvraag

5.2 chromosomen
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk!
- opdrachten basisstof 1 af? (1 t/m 8)
- lezen basisstof 2
-maken 1 t/m 6, 8 en 10

Slide 21 - Tekstslide