H2 - week 48- grammatica H2 - les 3

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Stillezen
- grammatica H2

Doel: 

- Je ziet of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde heeft.
- Je geeft bij elk werkwoord aan of het een ZWW, KWW of een HWW is. 
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Gezegde - zww en hww
zelfstandig werkwoord
hulp- werkwoord
hulp- werkwoord
met een actie

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Gezegde - zww en hww
zelfstandig werkwoord
hulp- werkwoord
hulp- werkwoord
Zelfstandig werkwoord = 
-bij dit woord vorm je een plaatje in je hoofd
- Alleen in een zin, of achteraan. 

Slide 5 - Tekstslide

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'

Slide 6 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal rolde (werkwoordelijk deel) over het veld
                                                             - WG = rolde

Het naamwoordelijk gezegde =
werkwoorden (werkwoordelijk deel) + wat erover het OW is of wordt (naamwoordelijk deel)
- De bal is (werkwoordelijk deel) [rondnaamwoordelijk deel)
                                                            - NG = is [rond] 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = ww + naamwoordelijk deel

Mijn haar is geel geworden.

Gezegde - zww, kww en hww
Het haar is iets = namelijk GEEL
Deze zin heeft dus een naamwoordelijk gezegde. 

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = ww + naamwoordelijk deel

Mijn haar is geel geworden
Gezegde - zww, kww en hww
koppel- werkwoord
naamwoordelijk deel van het gezegde
hulp- werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Bij een naamwoorden gezegde is er geen zww, maar een koppelwerkwoord (kww)

Mijn haar wordt geel  - wordt koppelt geel aan mijn haar
NG = wordt [geel] 

wordt noem je hier een koppelwerkwoord
Er zijn zes koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
onderwerp
naamwoordelijk deel van het gezegde
koppel- werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

Bij een naamwoorden gezegde is er geen zww, maar een koppelwerkwoord (kww)

WG = ZWW + HWW
NG = KWW + HWW

KWW+ZWW kan NOOIT!

Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 11 - Tekstslide

De fiets werd rood gespoten
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

De fiets werd rood gespoten
A
Werd = hww gespoten = kww
B
Werd = Hww gespoten = zww
C
werd = kww gespoten = hww
D
werd = zww gespoten = hww

Slide 13 - Quizvraag

De fiets is rood geworden
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

De fiets is rood geworden
A
is = hww geworden = kww
B
is = Hww geworden = zww
C
is = kww geworden = hww
D
is = zww geworden = hww

Slide 15 - Quizvraag

Wat: 
Grammatica H2 (naamwoordelijk gezegde) en (koppelwerkwoord en hulpwerkwoord) - beiden hele leerlijn. 

Wanneer: deze week
Waar moet je op letten: Werk heel netjes en raffel het niet af. 

Let op: bij een NG is nooit een ZWW, maar altijd een KWW (en eventuele HWW's)


Aan de slag:

Slide 16 - Tekstslide