Bij een naamwoorden gezegde is er geen zww, maar een koppelwerkwoord (kww)
Mijn haar wordt geel - wordt koppelt geel aan mijn haar
NG = wordt [geel]
wordt noem je hier een koppelwerkwoord
Er zijn zes koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.