9.5 Spelen met weerstand

9.5 Spelen met weerstand
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

9.5 Spelen met weerstand

Slide 1 - Tekstslide

Voor vandaag
  • Vorige les
  • Uitleg bij 9.5 in 2 delen
  • Aan de slag met de opdrachten
  • Opdrachten bespreken 
  • LessonUp vragen
  • Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leervragen 9.4 de stroom beïnvloeden 
  1. Hoe plaats je batterijen?
  2.  Waarvoor gebruik je een diode?
  3. Waarvoor gebruik je een transistor?
  4. Waarvoor gebruik je een condensator?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Condensator

Slide 5 - Tekstslide

Wat gebeurd er als je batterijen parallel schakelt?
A
de batterijen gaan langer mee
B
je verhoogt de spanning van de schakeling
C
je krijgt meer stroom
D
niks

Slide 6 - Quizvraag

Je hebt de keuze om twee lampjes aan te sluiten op een batterij in serie of parallel. Wanneer branden de lampjes feller?
A
In serie
B
Parallel
C
De lampjes branden bij beide soorten schakelingen even fel
D
Dat kun je niet weten, dat ligt aan het soort lampje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van een diode?
A
laat stroom in een richting door
B
laat stroom niet door
C
laat stroom door in twee richtingen door
D
laat stroom in drie richtingen door

Slide 8 - Quizvraag

In de afbeelding is het symbool te zien voor een .....
A
NTC
B
LDR
C
LED
D
Diode

Slide 9 - Quizvraag

Een transistor wordt opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
Basis
B
Emitter
C
Collector
D
Een draadje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is waar?
A
als op de collector een stroom binnenkomt, gaat van de basis naar de emitter een stroom lopen
B
als op de basis een stroom binnenkomt, gaat van de collector naar de emitter een stroom lopen
C
als op de collector een stroom binnenkomt, gaat van de emitter naar de basis een stroom lopen
D
als op de basis een stroom binnenkomt, gaat van de emitter naar de collector een stroom lopen

Slide 11 - Quizvraag

Als de schakelaar sluit, dan...
A
Laadt de condensator op
B
Gaat de lamp branden
C
Gebeurt er niets

Slide 12 - Quizvraag

Leervragen 9.5 Spelen met weerstanden
  1. Wat is een vervangingsweerstand?
  2.  Hoe bereken je de vervangingsweerstand bij een parallelschakeling?
  3. Waarvoor gebruik je een NTC?
  4. Waarvoor gebruik je een LDR?

Slide 13 - Tekstslide

1. Wat is een vervangingsweerstand?

Slide 14 - Tekstslide

Weerstand
  • Is een component
  • Symbool van het woord weerstand?
  • Eenheid weerstand?
  • Waarom gebruiken we een weerstand?

Slide 15 - Tekstslide

Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.

Een geleider heeft weinig weerstand.

Een isolator heeft veel weerstand.

Weerstand bereken je met wet van Ohm.
R=IU

Slide 16 - Tekstslide

Vervangingsweerstand
  • in schakelingen kunnen meerdere weerstanden worden opgenomen. 

  • Alle weerstanden in schakeling kunnen worden vervangen door 1 vervangingsweerstand 

Slide 17 - Tekstslide

Vervangingsweerstand 
serie

Slide 18 - Tekstslide

vervangingsweerstand in serie
Rv=R1+R2+enz.
  •  in een serieschakeling is de vervangingsweerstand gelijk aan de som van alle weerstanden. 






  •  Rv = 560 + 470 = 1030 Ω

Slide 19 - Tekstslide

Binas

Slide 20 - Tekstslide

2. Hoe bereken je de vervangingsweerstand bij een parallelschakeling?

Slide 21 - Tekstslide

Vervangingsweerstand 
parallel

Slide 22 - Tekstslide

Weerstand parallel

Slide 23 - Tekstslide

Weerstand parallel
G:
G:
F:
B:
A:

Slide 24 - Tekstslide

Weerstand parallel
Vervangingsweerstand is altijd kleiner dan de kleinste weerstand in de schakeling. 

Slide 25 - Tekstslide

Weerstand parallel

In een parallel schakeling tel je alle stromen bij elkaar waardoor de totale stroom erg hoog is. En omdat deze stroom zo hoog is, wordt de weerstand dus laag.

Slide 26 - Tekstslide

Binas

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

R=IU

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag 
Wat: Maken 9.5 BLZ 115 opdracht 4 t/m 20 (16 niet)
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: 1. Boek  2. Directe buurman of buurvrouw 3. Docent
Tijd: 20 min 
Klaar: Begrippenlijst afmaken 

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

3. Waarvoor gebruik je een NTC?

Slide 31 - Tekstslide

Weerstand
  • Soms is het handig dat je de weerstand in een schakeling kan vervangen
  • Weerstand hangt af van de temperatuur
  • De meeste metalen geleiden slechter als de temperatuur hoger is
  • Weerstand dan groter of kleiner? 
  • Er zijn ook metalen waarbij het omgekeerde gebeurd

Slide 32 - Tekstslide

NTC
  • Een weerstand die een lagere waarde krijgt (dus minder ohm) als de temperatuur stijgt is een NTC
  • Negatieve temperatuur coëfficiënt 
  • Dus temperatuur omhoog = weerstand omlaag
  • Dus temperatuur omlaag = weerstand.................

Slide 33 - Tekstslide

NTC
  • Zit in thermometer, koelkast
  • Als de temperatuur in de koelkast hoger wordt dan wordt de weerstand van de NTC .................
  • Er gaat dan meer/ minder stroom doorheen

Slide 34 - Tekstslide

NTC
  • Er gaat meer stroom door de relais 
  • Relais sluit stroomkring met pomp voor koelvloeistof
  • Pomp gaat lopen, wordt koeler

Slide 35 - Tekstslide

NTC
  • Temperatuur omhoog = weerstand omlaag
  • = stroomsterkte....

Slide 36 - Tekstslide

4. Waarvoor gebruik je een LDR?

Slide 37 - Tekstslide

LDR

de LDR is een weerstand die gevoelig is voor licht.

het is dus een lichtsensor.

Slide 38 - Tekstslide

LDR
  • Er valt meer licht op
  • Dan daalt de weerstand
  • Dan gaat er meer/ minder stroom doorheen

Slide 39 - Tekstslide

LDR
  • Wordt gebruikt in buitenlampen
  • De LDR geeft signaal af als het begint te schemeren/ donker wordt 

Slide 40 - Tekstslide

LDR
Buitenlampen, fotocamera, automatische zonwering 

Slide 41 - Tekstslide

LDR en NTC

Slide 42 - Tekstslide

Eerder klaar = begrippenlijst verder maken + aanvullen
Permanente magneten 
Elektromagneet 
Reedcontact
Relais
Inductiespanning
diode

Slide 43 - Tekstslide

Klaar opdrachten = begrippenlijst

Slide 44 - Tekstslide

Klaar opdrachten = begrippenlijst
  • 12 begrippen die ik wil zien
  • af voor woensdag 
  • niet af = geen toets 

Slide 45 - Tekstslide

Aan de slag 
Wat 1: Maken 9.5 BLZ 115 opdracht 4 t/m 20 (16 niet)
Wat 2: begrippenlijst afmaken en aanvullen
Hoe: eerst alleen in stilte
Klaar: nakijken

timer
10:00

Slide 46 - Tekstslide

Einde les

Slide 47 - Tekstslide