Woordenschat oefenen M7

Woordenschat
Met deze oefening kan je oefenen met woordenschat!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WoordenschatBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Met deze oefening kan je oefenen met woordenschat!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het doel van de les?
Oefenen met de betekenissen van woorden. Weet je ze nog niet, dan kan je nog even goed oefenen voor de toets na de voorjaarsvakantie. 

Slide 2 - Tekstslide

Waarom woordenschat?
Gelukkig ken jij al heel veel woorden. Toch is het goed om je woordenschat te blijven uitbreiden. Elke dag leer je, zonder dat je het doorhebt, nieuwe woorden. Dit is belangrijk om alles om je heen, in het nieuws, op straat, in de klas of thuis goed te kunnen begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Flitskaarten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor oorspronkelijk?
A
misschien
B
uiteraard
C
eerst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van weigeren?
A
toestaan
B
afslaan
C
zeker weten
D
vertikken

Slide 7 - Quizvraag

Waar gaat het bij een imitatie vooral om?
A
invoeren
B
ergeren
C
nadoen
D
schetsen

Slide 8 - Quizvraag

Een ander woord voor kerf is...
A
grond
B
inkeping
C
vondst
D
stuk

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor nota?
A
rekening
B
niets
C
krabbel
D
ambtenaar

Slide 10 - Quizvraag

Maak de zin af.
Iemand die verwaand is, ...
A
is gewaarschuwd
B
vindt zichzelf beter dan anderen
C
telt voor twee
D
wordt gepest

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kun je bloeduitstorting anders zeggen?
A
levensgevaar
B
aderlating
C
blauwe plek
D
ongeluk

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen godsdienst?
A
Hindoeïsme
B
Koran
C
Jodendom
D
Christendom

Slide 13 - Quizvraag

Waar gaat het bij bespotten vooral om?
A
een ander belachelijk maken
B
waarnemen
C
iemand helpen
D
door een verrekijker kijken

Slide 14 - Quizvraag

Maak de zin af.
Iemand met hoogtevrees ...
A
kijkt niet graag naar vliegtuigen in de lucht
B
ontmoet liever geen andere mensen
C
houdt van bijvoorbeeld bungeejumpen en parachutespringen
D
heeft angst als hij hoog boven de grond is

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor donatie?
A
koppeling
B
verhouding
C
idee
D
gift

Slide 16 - Quizvraag

Na een paar weken oefenen kan Pim fietsen zonder zijwieltjes.
Welke uitdrukking past hierbij?
A
Over de brug komen
B
Lang van stof zijn
C
Onder de knie hebben

Slide 17 - Quizvraag

Veel Nederlanders reizen voor hun plezier naar het buitenland.
Welk woord gebruik je voor het reizen voor je plezier?
A
Infrastructuur
B
Toerisme
C
Transport

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent: "Deze brief is aan mijn aandacht ontsnapt?"

Slide 19 - Open vraag

Help, het gaat helemaal mis!
Welke uitdrukking past hierbij?
A
Alles op een rijtje zetten
B
Uit de hand lopen
C
Er alleen voor staan

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent overtollig?
A
Meer dan nodig
B
Veel te groot
C
Kapot
D
Mooi

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor uitnodiging?
A
Creatie
B
Sollicitatie
C
Traktatie
D
Invitatie

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor "Ergens negatief tegenover staan."
A
Afwachtend
B
Afwisselend
C
Afwijzend

Slide 23 - Quizvraag

Maarten reageerde opgetogen op de uitnodiging
Welke zin past bij opgetogen?
A
Leuk, ik kom zeker!
B
Bah, daar heb ik geen zin in.
C
Misschien kom ik, misschien ook niet.

Slide 24 - Quizvraag

Wat ben je als je opgewonden bent?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van het woord "Hier"?
A
Circa
B
elders
C
uniek

Slide 26 - Quizvraag

Welke twee woorden passen bij een vrijwilliger?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide