HOE gebruik je het woordenboek?

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je van woordenboeken?

Slide 2 - Woordweb

Hoe staan de woorden in een woordenboek op volgorde?

Slide 3 - Woordweb

De woorden staan op alfabetische volgorde

A eerst en als laatste Z

Zeg tegen elkaar het alfabet op

Slide 4 - Tekstslide

ALFABET
A -B-C-D-E-F-G
H-I-J-K-L-M-N-O-P
Q-R-S-T-U-V-W
X-Y-Z

Slide 5 - Tekstslide

Zet de etenswaren op alfabetische volgorde.

Slide 6 - Sleepvraag

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde
boeren
baby
echo
kwik
eb
legende

Slide 7 - Sleepvraag

DUS:
Als je woorden op alfabetische volgorde zet, kijk je naar de eerste letter - appel 

appel en adem - beginnen beide met 'a'. Zijn de eerste letters hetzelfde, dan kijk je naar de tweede letter:
Appel en adem
Welk woord komt als eerst voor in het woordenboek?

Slide 8 - Tekstslide

en als de eerste 2 hetzelfde zijn
kijk je naar de derde letter, enzovoort.
aardbei
aandeel
Welk woord komt als eerst voor in het woordenboek?

De n is eerder dan de r

Slide 9 - Tekstslide

Zet de woorden in alfabetische volgorde
Tafel
Thee
Theekopje
Pen
Toets

Slide 10 - Sleepvraag

Het korte woord met dezelfde beginletters komt voor het lange woord
voorbeeld:
Muziek (korte woord)
Muziekles (lange woord)

Muziek komt dus voor muziekles in het woordenboek

Slide 11 - Tekstslide

Zelf oefenen!
Maak opdracht 33, 34, 35, 36 & 37

= huiswerk!

Slide 12 - Tekstslide