On répète !

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

On répète !

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui ?

Wat ook alweer leren voor eindtoets?

On répète: vraagwoorden / futur proche / werkwoorden

Oefentoets

Leerstof

De toets is op: maandag 24 juni om 12:00

Vocabulaire:

- Chapitre 6 : Voca A, B, E, F (p. 78-79)

- Chapitre 1 (boek 2A): Voca A, B, E, F (p. 50 + 51 ebook, of zie documentje)

Phrases clés:

- Chapitre 6:  C, G (p. 80)

Grammaire:

- Chapitre 6

o D een vraag stellen (p. 81)

o H aller en de futur proche (p. 81)

- Werkwoorden

o avoir + être in de présent (zie dit document) (+ aller in de présent)

Welk vraagwoord past hier?
_____ est ton frère ? - C'est Daniel.

Welk vraagwoord past hier?
_________ tu fais? - Je fais du foot.

Welk vraagwoord past hier?
Ça coute ___________ ? - Quatre euros.

Welk vraagwoord past hier?
_______ il s'appelle ? - Il s'appelle Mario.

Les mots interrogatifs

où	waar
quand	wanneer
comment	hoe
combien (de)	hoeveel
pourquoi	waarom
qui	wie
qu'est-ce que	wat

De toekomende tijd

Vertaal de onderstaande zinnetjes.

1. Wij gaan bezoeken.

2. Jij gaat eten.

3. Ik ga slapen.

4. Jullie gaan bezoeken.

5. Jean gaat winkelen.

6. Gérard en Paul gaan werken.

De toekomende tijd

Schrijf 5 hele zinnen over de zomervakantie en wat je gaat doen.

Gebruik in elke zin de toekomende tijd!!!!

Klaar? Herhaal de werkwoorden être, avoir, aller.

Oefentoets

Maak de oefentoets.

Klaar?

Leer voor de eindtoets!