VTH: bloedtransfusie

Bloedtransfusie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedproducten en redenen voor toediening
Rode bloedcellen= erytrocyten
  • Bij veel bloedverlies
  • Bij patiënten die onvoldoende rode bloedcellen aanmaken
Bloedplasma
  • Bij patiënten met brandwonden
  • Bij zeer groot bloedverlies
Bloedplaatjes=thrombocyten
  • Bij een kwaadaardige bloedziekte (bijv. leukemie)

Slide 2 - Tekstslide

Donorbloed wordt vrijwel nooit direct gebruikt voor bloedtransfusie. Vaak hebben zorgvragers maar een bepaald bestanddeel nodig. 
Centrifugeren: 
- Bloedplasma (bovenin, is het lichtst)
- Bloedplaatjes en witte bloedcellen in het midden
- Rode bloedcellen (onderin, het zwaarst)


Rode bloedcellen:
  • Bloedverlies: na ongeluk of grote operatie
  • Onvoldoende rode bloedcellen: een beenmergafwijking
Bloedplaatjes: bij behandeling met chemo wordt beenmerg gedood. Dit zorgt juist voor de aanmaak van bloedplaatjes. Gevolg: ernstig tekort hieraan. 
Wat is de functie van erytrocyten?
Wat is een tekort aan hemoglobine en ijzer? 
Wat is de functie van de witte bloedcellen? 
Wat is de functie van bloedplaatjes? 
Zuurstof vervoeren m.b.v. hemoglobine
Bloedarmoede
Functie in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Zorgen ervoor dat het bloed stolt

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroepen kan je onderscheiden?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

bloedgroep A

bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof B

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedgroep B

bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedgroep AB

bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedgroep 0

bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Op de buitenkant van rode bloedcellen zitten antigenen.
Hieraan herkent het afweersysteem lichaamsvreemde stoffen.
Bij de mens kunnen dat 3 verschillende antigenen zijn:
-  A
-  B
- Rhesus 
Deze drie antigenen bepalen welke bloedgroep je hebt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Bloedgroep A  heeft antigen A
Bloedgroep B  heeft antigen B
Bloedgroep AB 
     heeft antigen A en antigen B
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Wanneer een witte bloedcel zijn 
eigen bloedgroep tegenkomt zal
hij niets doen.

Wanneer een witte bloedcel een rode
bloedcel niet herkent zal hij 
antistoffen gaan maken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).   
Het is een eiwit op de oppervlakte van de rode bloedcellen      

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.  
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken als zij in aanraking komen met het rhesusantigeen, bijvoorbeeld door bloedtransfusie.

85 % van de mensen is RH +, 15 % is RH -
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisproef
Laboratoriumtest: 
  • Bij elkaar voegen van serum van patiënt (ontvanger) met rode bloedcellen van de donor
  • Positieve kruisproef: geen bloedtransfusie

Slide 14 - Tekstslide

Kruisproef: past bloed ontvanger bij het donorbloed door te kijken of er klontering van het bloed plaatsvindt als het bloed wordt samengebracht. Zo ja, dan is de kruisproef positief. Dat wil zeggen dat het donorbloed niet geschikt is. 
Toedieningswijzen
  • Perifeer infuus
  • Centraal veneuze katheter
  • Perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC)
  • Port à cath

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel druppels bevat 1 ml bloed?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningssnelheid
  • Met behulp van volumetrische pomp: bereken ml/uur
  • Zonder pomp: druppelsnelheid/minuut berekenen
    (1ml = 16 druppels) 
 
  

Slide 17 - Tekstslide

Formule: totaal aantal druppels =
                  totaal aantal minuten

                  aantal ml x 18
                  uren x 60 
Reacties op een bloedtransfusie
  • Allergische reacties: Sommige mensen kunnen een allergische reactie krijgen op de eiwitten in het donorbloed. Dit kan leiden tot huiduitslag, jeuk, ademhalingsproblemen en in ernstige gevallen anafylaxie.
  • Koorts en rillingen: Een koortsachtige reactie en rillingen zijn de meest voorkomende reacties op een bloedtransfusie. Dit kan worden veroorzaakt door een infectie in het donorbloed.
  • Overbelasting van de longen: Als er te snel bloed wordt toegediend, kan dit leiden tot overbelasting van de longen, wat kortademigheid en piepende ademhaling kan veroorzaken.
  • Bloeddrukproblemen: Sommige mensen kunnen een verhoogde bloeddruk krijgen tijdens of na een bloedtransfusie. Anderen kunnen juist een te lage bloeddruk krijgen.
  • Infecties: In zeldzame gevallen kan een infectie optreden als gevolg van het bloed van de donor.
  • IJzertoxiciteit: Mensen die regelmatig bloedtransfusies ondergaan, kunnen een teveel aan ijzer in hun lichaam krijgen, wat kan leiden tot verschillende gezondheidsproblemen.





Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe haal je bloed op ?
  • neem een "identificatie (sticker)"van de patiënt mee
  • Je eigen personeelsgegevens, bijv. werkpas
  • transportbox

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Erytrocyten moeten bewaard en vervoerd worden bij een temperatuur van 2-6 graden, maximaal tot 6 uur na aanprikken mogen ze toegediend worden.
  • Trombocyten moeten bewaard en vervoerd worden onder de 18 graden, mogen tot max. 6 uur na uitgifte toegediend worden.
  • Plasma; na ontdooien; bij 2 tot 6 graden max. 24 uur houdbaar, bij 18-25 graden max. 6 uur houdbaar.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controles voor toediening
  • Kruisproef  
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur: 5–15 minuten voor de transfusie
  • Dubbele controle: controleer bloedproduct met het transfusieformulier en opdracht arts (product/hoeveelheid/toedieningssnelheid)
  • cybertrack

Slide 21 - Tekstslide

  • Bij ophalen bloed bij het laboratorium 
  • Voor aanhangen bij de patiënt controleer je de gegevens nogmaals met een collega. Je controleert pols, bloeddruk en temperatuur om transfusiereacties te observeren.
Controles bloedproduct
  • Naam en geboortedatum
  • Bloedgroep
  • Kruisproef (moet negatief zijn)
  • Conditie zak
  • Administratieve gegevens zorgvrager
  • Productnummer bloedproduct
  • Vervaldatum bloedproduct

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controles
  • Temperatuur
  • pols
  • bloeddruk
  • algemene conditie
 dit doe je op de volgende momenten;
  • voor de transfusie
  • 5-10 minuten na start transfusie
  • bij een evt. reactie
  • bij afkoppelen van de transfusie
  • na de transfusie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten
  • Prik de zak voorzichtig aan, leg de zak plat neer, steek spike voorzichtig met een draaiende beweging in de zak
  • Inloopsnelheid, afhankelijk van conditie patiënt;
  1. erytrocyten; 300 ml in 1-2 uur
  2. trombocyten; ong. 300 ml in 15-30 minuten
  3. plasma; ong. 300 ml in 15-30 minuten
  • Altijd een nieuw infuussysteem gebruiken
  • infuussyteem vullen met nacl 0,9 %, bloed via zijlijn
  • filter wel of niet vlgs protocol
  • extra gevuld infuussysteem met zak nacl 0,9 % klaarhangen
  • Infuusslang naspoelen
  • Infuusslang direct vervangen of binnen 24 uur na beëindiging transfusie (vlgs protocol)
  • Transfusiezak 24 uur bewaren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefensom berekenen druppelsnelheid
Je moet een bloedtransfusie geven, 300 ml erytrocyten in 4 uur.
a)Hoe stel je de druppelsnelheid in op een pomp ?
b) hoe stel je de druppelsnelheid in zonder pomp ?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen ?
Oefenen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies