Bloedgroepen en bloedtransfusie

Bloedgroepen en bloedtransfusies
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bloedgroepen
Op de buitenkant van rode bloedcellen zitten antigenen.
Hieraan herkent het afweersysteem lichaamsvreemde stoffen.
Bij de mens kunnen dat 3 verschillende antigenen zijn:
-  A
-  B
- Rhesus (wordt apart besproken)
Deze drie antigenen bepalen welke bloedgroep je hebt

Slide 3 - Tekstslide

Bloedgroepen
Bloedgroep A  heeft antigen A
Bloedgroep B  heeft antigen B
Bloedgroep AB 
     heeft antigen A en antigen B
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen.

Slide 4 - Tekstslide

Bloedgroepen
Wanneer een witte bloedcel zijn 
eigen bloedgroep tegenkomt zal
hij niets doen.

Wanneer een witte bloedcel een rode
bloedcel niet herkent zal hij 
antistoffen gaan maken

Slide 5 - Tekstslide

Bloedgroepen
Als iets lichaamsvreemd is, maakt je lichaam er antistoffen tegen. Kort gezegd: wat je niet hebt, daar vecht je tegen!
Bloedgroep A  heeft antigen A  =>  maakt antistoffen tegen B
Bloedgroep B  heeft antigen B  =>  maakt antistoffen tegen A
Bloedgroep AB heeft antigen A en antigen B  => heeft alles, dus maakt 
     er geen antistoffen tegen
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen. => maakt antistoffen tegen A en tegen B

Slide 6 - Tekstslide

bloedgroep A

bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof B

Slide 7 - Tekstslide

bloedgroep AB

bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 8 - Tekstslide

bloedgroep B

bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A

Slide 9 - Tekstslide

bloedgroep 0

bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 10 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 11 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 12 - Quizvraag

welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistoffen tegen A en B

Slide 13 - Open vraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Bloedtransfusie
  • Bij een bloedtransfusie wordt bloed gedoneerd naar een ontvanger
  • Het is belangrijk dat je weet welke bloedgroep de donor heeft en welke bloedgroep de patiënt:                                                 => De antistoffen in het bloed van                                                      de patiënt kunnen zorgen voor klontering!                                                                                                              

Slide 17 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Antistof A 'vecht' tegen A  =>  Als de donor antigen A heeft gaat het klonteren

Antistof B'vecht' tegen B => Als de donor antigen B heeft gaat het klonteren


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 22 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 23 - Quizvraag

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 24 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie .
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 25 - Quizvraag

Bloedgroepen
Bloedtransfusie

Slide 26 - Tekstslide

Resusfactor

Slide 27 - Tekstslide

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).         

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.  
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken als zij in aanraking komen met het rhesusantigeen, bijvoorbeeld door bloedtransfusie.
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje

Slide 28 - Tekstslide

Rhesuskindje
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen. 
Als de moeder Rh- is, en eerder zwanger is geweest van een Rh+ kindje, dan heeft zij antistoffen tegen Rh gemaakt.

Rhesuskindje
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 29 - Tekstslide

Rhesus positief hebben:
A
WEL antigenen rhesus
B
GEEN antigenen rhesus

Slide 30 - Quizvraag

Wanneer levert de rhesus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 31 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed.
Welke antigenen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcel?
Welke antistof kan hij maken?
A
Antigen Resus Antistof Resus
B
Antigen Resus Geen antistof Resus
C
Geen antigen Antistof Resus
D
Geen antigen Geen antistof

Slide 32 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?
(let even niet op bloedgroep)

A
Resus positief bloed Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen

Slide 33 - Quizvraag

Anja heeft bloedgroep 0+
Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 34 - Quizvraag