Auxiliaries

Auxiliaries
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Auxiliaries

Slide 1 - Tekstslide

What does 'auxiliary' mean? Can you give any examples of auxiliaries?

Slide 2 - Open vraag

Can/could/be able to
Kunnen/in staat zijn
I can help her/I am able to help her
I could help her/I was able to help her

Andere tijden
I have/had been able to help her
I will be able to help her

Slide 3 - Tekstslide

Can/could
Mogelijk zijn
It can be cold there
It could rain this afternoon

Past: iets was mogelijk, maar is niet gebeurd
You could have phoned me
You could have known

Slide 4 - Tekstslide

What is the difference between forming a question with 'can' or with 'may'?

Slide 5 - Open vraag

What is the difference between 'may' and 'might'? E.g. 'He may/might come by later'?

Slide 6 - Open vraag

Be allowed/may/might
Mogen/misschien kunnen

Be allowed: toestemming hebben (kan in alle tijden)
I'm allowed to buy a bike
We were allowed to go hitchhiking
I had been allowed to borrow dad's car

Slide 7 - Tekstslide

Be allowed/may/might
May/might kunnen toestemming geven (formeel)
May I look around?
Might we leave our bags here?


Slide 8 - Tekstslide

Be allowed/may/might
May/might kunnen mogelijkheid aangeven. Bij might is er grotere twijfel dan bij may
What he says may be true
He might be at home

Past: iets was mogelijk maar is niet gebeurd
You might have fallen

Slide 9 - Tekstslide

Must/have (got) to/should
Noodzaak/bevel
Must kan alleen in de tegenwoordige tijd gebruikt worden, have to in alle

I must help her/I have to help her
I had to help her
I will have to help her etc.

Slide 10 - Tekstslide

Must/have (got) to/should
Let op: niet mogen = must not (een verbod)
You must not overtake here

Let op: niet hoeven = don't have to/needn't
You don't have to give me a reason if you don't want to
You needn't tell her. She already knows.

Slide 11 - Tekstslide

Must
Logische gevolgtrekking
You must be very ill
He must have forgotten

Slide 12 - Tekstslide

Should
Eigenlijk moeten:
You should worry less

Iets had moeten gebeuren, maar is niet gebeurd:
I should have written sooner

Slide 13 - Tekstslide

Let's practice
Fill in the correct auxiliary in each of the sentences
Remember to use the correct tense

Slide 14 - Tekstslide

You have been driving non-stop for hours. You ____ be very tired.

Slide 15 - Open vraag

That was a bad place to go hiking. You ____ broken your back.

Slide 16 - Open vraag

You ____ gone to the doctor with that wound. Now it's infected.

Slide 17 - Open vraag

You ____ leave now.

Slide 18 - Open vraag

You _____ not go through that door. It's not allowed.

Slide 19 - Open vraag

Genitive s
Als de s bezit aangeeft maak je hem als volgt:
Bij personen: ‘s                                the boy’s bike
Bij personen (meervoud): ‘         the boys’ bikes
Bij zaken: of                                       the brakes of the bike

Slide 20 - Tekstslide

Ander gebruik van s
‘s bij namen: als het eindigt op s voeg je vaak ‘s toe, bij namen uit de klassieke oudheid ‘
  • James’s girlfriend
  • Socrates’ ideas

‘s/s’ bij tijd en afstand
  • An hour’s walk from here
  • A three hours’ drive


Slide 21 - Tekstslide

Ander gebruik van s
‘s bij plaats (je noemt niet de naam van het gebouw)
  • Then I went to my friend’s
  • I saw him at the baker’s



Slide 22 - Tekstslide

Ander gebruik van of
Bij hoeveelheden
  • A cup of coffee
  • A pound of apples

Bij aardrijkskundige namen
  • The province of Groningen
  • The city of Maastricht

Slide 23 - Tekstslide

Please do ...
Exercise 16
Exercise 21

Slide 24 - Tekstslide