Disk A1 woordenschat

Disk A1 woordenschat
Je gaat werkwoorden vervoegen. De werkwoorden komen uit de Disk woorden lijst.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Disk A1 woordenschat
Je gaat werkwoorden vervoegen. De werkwoorden komen uit de Disk woorden lijst.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf in je schrift deze persoonlijke voornaamwoorden onder elkaar:
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
GENIETEN
(bijvoorbeeld: ik geniet, jij geniet ...)

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
zwemmen

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
chatten

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
hangen

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
nakijken

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
studeren

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf nu de werkwoordsvormen (tegenwoordige tijd) van dit werkwoord op.
klinken

Slide 9 - Tekstslide

Je gaat de trappen van vergelijking opschrijven in je schrift.
Bijvoorbeeld: duidelijk -duidelijkER-duidelijkST

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking van dit woord:
veel - .... -.....

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking van dit woord:
saai -...-...

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking van dit woord:
streng -...-...

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking van dit woord:
goed -...-...

Slide 14 - Tekstslide

Je schrijft een korte Nederlandse tekst. Je schrijft hele zinnen. Je schrijft minimaal 8 zinnen. Je gebruikt deze woorden:
hobby - lid -al - goed -dagelijks -dichtbij -plezier -vanaf - samenwerken

Slide 15 - Tekstslide

Onderwerp en persoonsvorm
1. Zet een streep onder het onderwerp in jouw tekst
2. Zet een cirkel/rondje om de persoonsvorm in jouw tekst

Slide 16 - Tekstslide