In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Diagnostische starttoets
Analyseformulier invullen
Leerdoelen formuleren
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk
Vrijdag 20 mei:
Diagnostische starttoets af + analyseformulier
Toetsweek:
Lezen H5+6
Slide 3 - Tekstslide
Lezen H3 en H4 Wat is nog lastig?
Slide 4 - Woordweb
Terugblik Lezen H3
standpunt
feitelijke en waarderende argumenten
Slide 5 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend argument?
De smartphone is onmisbaar, want je kunt er nu bijna overal geld mee overmaken.
Standpunt =
Argument =
Slide 6 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend argument?
Utrecht is een prettige stad om te wonen, want in 2013 was Utrecht de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.
Standpunt =
Argument =
Slide 7 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend argument?
Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven. De makers van de muziek lopen nu namelijk miljoenen euro’s mis aan auteursrechten.
Standpunt =
Argument =
Slide 8 - Tekstslide
Terugblik Lezen H3
enkelvoudige argumentatie
nevenschikkende argumentatie
onderschikkende argumentatie
Slide 9 - Tekstslide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument.
mening
↑
argument
Zij moet de opvolgster worden van onze coach,want zij heeft al veel ervaring.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de weeken je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
OPDRACHT
Maak (alleen of in tweetallen) een blokjesschema bij het standpunt + de argumenten op de volgende slide. Kies uit enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie.
Slide 16 - Tekstslide
De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten. Er werkten namelijk maar twee vrouwen op de school.
timer
2:00
Slide 17 - Tekstslide
Enkelvoudige
argumentatiestructuur
De school wilde het aantal vrouwelijke collega's vergroten.
↑
Er werkten namelijk maar twee vrouwen op de school
Slide 18 - Tekstslide
Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want ze heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt.
timer
2:00
Slide 19 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatiestructuur
Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster.
↑
Zij heeft ruime ervaring in die branche.
↑
Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt
Slide 20 - Tekstslide
Omdat zij veel kennis heeft, moet ze de opvolgster van onze coach worden.
timer
2:00
Slide 21 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatiestructuur
Zij moet de opvolgster worden van onze coach.
↑
Omdat zij veel kennis heeft.
Slide 22 - Tekstslide
Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want ze heeft al veel ervaring en een positieve uitstraling. Bovendien willen we een vrouwelijke coach.
timer
2:00
Slide 23 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatiestructuur
Zij moet de opvolgster worden van onze coach.
↑ ↑ ↑
Want zij heeft al veel ervaring Zij heeft een positieve uitstraling Bovendien willen we een vrouwelijk coach.
Slide 24 - Tekstslide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noemen we weerleggen.
Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.
Zie voorbeeld in het boek op blz. 106 en 107.
Slide 25 - Tekstslide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
Kortom:
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
Met een weerlegging ontkracht je een argument.
Slide 26 - Tekstslide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
> voorbeeld
Standpunt: De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argument: De zon schijnt er altijd.
Tegenargument: In de zon liggen is slecht voor je gezondheid. (huidkanker)
Weerlegging: Je moet niet te lang achter elkaar in de zon gaan liggen of op bepaalde uren van de dag niet in de zon gaan liggen.
Slide 27 - Tekstslide
Lezen H3 en H4 Wat is nog lastig?
Slide 28 - Woordweb
Aan de slag!
Maak de extra oefenopdrachten.
Je mag dit alleen doen of samen met mij.
Klaar?
Maak een samenvatting, oefen via NN Online Trainen, maak de teksten opnieuw.