Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2. Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Grammatica zinsdelen
Blz. 208
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica zinsdelen
Blz. 208
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan:
het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.
het onderwerp in een zin vinden.
Slide 2 - Tekstslide
Startopdracht
Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden op
Slide 3 - Tekstslide
Onderwerp
Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
Vaak een persoon die iets doet, maar kan ook een dier of ding zijn.
Onderwerp staat bijna altijd naast pv.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe vind je onderwerp?
1. Zoek de pv.
2. Wie/wat + pv. Antwoord is onderwerp
Vb: Na de overstroming/
trokken
/de slachtoffers /naar hoger geleden gebieden.
Wie trokken? de slachtoffers
Slide 5 - Tekstslide
Onderwerp is vraagwoord
Wie heeft het huiswerk op de computer gemaakt?
Evert /
heeft
/het huiswerk/ op de computer /gemaakt.
Wie heeft? Evert -> wie
Slide 6 - Tekstslide
Wat is onderwerp?
Volgende week starten wij met het maken van huiswerk.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
Welke mensen gaan volgende week op kamp?
Slide 8 - Open vraag
Werkwoordelijk gezegde (wwg)
alle werkwoorden in de zin
dus de pv en alle andere eventuele werkwoorden
als de woorden 'te' of 'aan het' voor een werkwoord staan, horen deze ook bij het wwg
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 10 - Quizvraag
Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de regel om het onderwerp / onderwerpen van een zin te vinden?
A
wie/wat = onderwerp
B
wat = onderwerp
C
wie/wat +pv = onderwerp
D
Je hebt geen regel nodig
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
het onderwerp
B
een zin
C
Ik
D
halen
Slide 13 - Quizvraag
Ik ben naar school gelopen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen
Slide 14 - Quizvraag
Is de zin goed in zinsdelen verdeeld?
De mevrouw / is / heel erg aardig / voor mij.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm
Slide 16 - Quizvraag
Hij is zijn spullen vergeten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
is
B
is vergeten
C
zijn spullen
D
hij
Slide 17 - Quizvraag
Daar help ik de klanten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
de klanten
B
help
C
daar
D
ik
Slide 18 - Quizvraag
Ik kan nu het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.
A
Ja, dat lukt me prima.
B
Ik vind het nog wel lastig, dus ik moet nog meer oefenen.
C
Nee, ik snap het echt nog niet.
Slide 19 - Quizvraag
Aan het werk
- Opdracht 1: 1 en 3. Pv onderstrepen, golflijntje onder het onderwerp
- Opdracht 2 en 3
Tijd over? Opdracht 5
Slide 20 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Les 16 - Grammatica §3 Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Oktober 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Het werkwoordelijk gezegde B1
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC D1 L5 zinsleer (herhaling)
Augustus 2023
- Les met
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
T21 - Zinsleer: herhaling
Oktober 2023
- Les met
47 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Oktober 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs