2.2 sparen of beleggen? Compleet

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Huiswerk controle
  • Terugblikken op de vorige les
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg 2.2 tweede deel
  • Aan de slag
  • Prinsjesdag
  • Uitleg 2.3 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is géén spaarmotief?
A
uit voorzorg
B
voor een bepaald doel
C
voor de winst
D
voor de rente

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een spaarrekening waarop je een groter bedrag voor een bepaalde tijd vast zet?
A
Belegging
B
Obligatie
C
Spaardeposito
D
Hypotheek

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Op een spaardeposito krijg je een variabele rente.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel is de rente na 2 jaar als je
€ 1000 op een rekening zet tegen
2% rente?
A
€ 50,00
B
€ 40,00
C
€ 30,00
D
€ 20,00

Slide 6 - Quizvraag

Als de rente 2,5% is, dan is de groeifactor ...
A
4
B
2,50
C
1,25
D
1,025

Slide 7 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
Je weet:
  • Wat de voor- en nadelen van beleggen zijn. 
  • Waarom mensen geld lenen.
  • Wat de kosten van een lening zijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Beleggen
Geld investeren in iets waarvan je denkt dat het meer waard wordt. 

Bijvoorbeeld:
* Aandelen
* Obligaties
* Huizen

Slide 10 - Tekstslide

Aandeel = bewijs van mede-eigenaar van een bedrijf 
Rendement:
1. Koerswinst (= verkoopprijs aandeel - inkoopprijs aandeel)
2. Dividend (= winstuitkering)






Slide 11 - Tekstslide

Obligatie = leningen aan bedrijven of de overheid
Rendement:
Rente (rentepercentage is hoger dan op een spaarrekening)

Waarom ontvang je een hogere rentevergoeding?
omdat je meer risico loopt, nl. dat de lening niet afgelost wordt

Slide 12 - Tekstslide

Sparen:

- laag risico
- laag rendement
Beleggen
(aandelen, obligaties):
- hoger risico
- (kans op) hoog rendement, maar ook 
op verlies


Slide 13 - Tekstslide

Rendementen (= opbrengsten):
Opbrengst aandelen:
dividend, koersstijging (waardestijging) van een aandeel
Rendement obligaties:
rente
Rendement spaarrekening:
rente

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opgave 16 t/m 20 + samenvatting 

Klaar?
* maken t/m opgave 24 paragraaf 2.3

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Prinsjesdag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Woordzoeker

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 2.2 (inclusief samenvatting) af
+
2.3 tot en met opgave 24 af. 

Slide 23 - Tekstslide