2.2

Erosie is het
A
neerleggen van meegevoerd materiaal
B
afschuren en uitschuren van gesteente door water, ijs of wind.
C
uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Erosie is het
A
neerleggen van meegevoerd materiaal
B
afschuren en uitschuren van gesteente door water, ijs of wind.
C
uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.

Slide 1 - Quizvraag

Jonge gebergten
Oude gebergten
Hoogte
Toppen
Hellingen
Dalen
Steile
Diepe
Minder diepe
Hoger
Lager
Flauwe
Spitse
Afgeronde

Slide 2 - Sleepvraag

Chemische verwering is als het gesteente uiteenvalt zonder van samenstelling te veranderen
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Als kalksteen onder hoge druk en temperatuur verandert in marmer wordt het een
A
Sediment gesteente
B
Metamorf gesteente

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Link

Slide 6 - Tekstslide

B118 IJstijden
IJstijd/Glaciaal: koude perioden in de geschiedenis van de aarde.
- Gemiddeld 5ºC kouder
- Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
- Gletsjer / ijskappen breiden zich uit
- Door grotere albedo nog kouder (wit weerkaatst zonlicht)

IJstijd -> interglaciaal -> ijstijd -> interglaciaal (warmere periode) 

Slide 7 - Tekstslide

Het ontstaan van gletsjers
Gletsjer: rivier van ijs die langzaam van de berghelling naar beneden glijdt. 
  • IJstijd / glaciaal: alleen de toppen van
> 2000m hoog kwamen boven het ijs uit
  • ontstaan Gardameer, Comomeer

In ijstijd valt veel neerslag als sneeuw. Door steeds ontdooien en bevriezen verandert sneeuw in firn: korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw -> firn hoopt zich op in firnbekken: het begin van een gletsjer

Slide 8 - Tekstslide

B119 Gletsjers
Een gletjser begint in een firnbekken: een verzamelplek voor sneeuw hoog in de bergen -> firn = korrelige sneeuw

Bij een vol firnbekken glijdt een ijstong met lage snelheid richting een dal -> firnbekken + ijstong = gletsjer

Gletsjer is voortdurend in beweging, maar lijkt stil te liggen. Geltsjer smelt in het dal -> gletsjerriver

Slide 9 - Tekstslide

Vandaag:
1. Inkijken proefwerk. Lees de feedback door en stel de vragen die je hebt! Klaar?
2. Huiswerk woensdag: van 2.2  opdrachten 1 t/m 4
Leren dia's 6 t/m 10
3. Om 14:40: mentimeter

SO: woensdag 23 november. Paragraaf 2.1 en 2.2

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Het ontstaan van gletsjers
Door mechanische verwering zijn veel stenen van de berg op de gletsjer gevallen -> geeft de gletsjers een grauwe kleur.

Puin wordt meegevoerd, vaak naar de randen

Ontstaan van: 
 - zijmorenen: puin aan zijkant van gletsjer
- grondmorenen: puin onder de gletsjer
- eindmorenen: puin aan het eind van gletsjer

Slide 13 - Tekstslide

Het einde van een gletsjer
Het met puin beladen ijs van de gletsjer schuurt het dal uit = erosie

V-dalen (door rivieren) veranderen in U-dalen (door gletsjers)

In het dal smelten de gletsjers. Ontstaan van:
- gletsjertunnel: onder de gletsjer
- gletsjerpoort: naar buiten de gletsjer
= begin van een gletsjerrivier

 

Slide 14 - Tekstslide

Na de ijstijd
Sinds de laatste ijstijd is de gemiddelde temperatuur gaan stijgen ->  afsmelten meeste gletsjers
 
• Sporen ijstijd zijn nog steeds zichtbaar in het landschap:
- eindmorenen
- meren
• Door klimaatverandering smelten gletsjers verder (en sneller) af -> toekomst?


Slide 15 - Tekstslide

Lengteprofiel van een rivier: bovenloop, middenloop en benedenloop

Slide 16 - Tekstslide

De bovenloop van de Rijn
De gletsjers van de Alpen zijn de bron voor veel rivieren in Europa, zoals de Rijn die ontstaat in Zwitserland = gemengde rivier.

In de bovenloop van de Rijn: 
- Hoge stroomsnelheid
- Veel erosie
- Diepe V-dalen

Slide 17 - Tekstslide

De bovenloop van de Rijn
Hoe en waar ontstaan watervallen?

Op de plek waar hard gesteente overgaat in zacht gesteente:
1. Slijt het zachte gesteente weg door het water.
2. Het harde gesteente blijft liggen
3. Er ontstaat een overhangende rots
4. Hier stort het water naar beneden

Slide 18 - Tekstslide

Hydro-elektriciteit
Door het reliëf stroomt het water in de bovenloop van de Rijn snel en krachtig. Hierdoor kan hydro-elektriciteit worden opgewekt.

Te trage stroming? Aanleggen van stuwdammen voor hoogteverschil met hogedrukcentrale

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk volgende les:
Opdrachten en herhaling van paragraaf 2.2
Leren 2.1 + 2.2 
Volgende les: voorbereiden SO - laatste vragen

Slide 20 - Tekstslide

Vandaag: 
Stel de vragen die je nog hebt over de stof. 
Wat kan je doen?
Opdrachten nog niet af?
Afmaken 2.1 en 22
Je kent de stof een beetje
Begrippen leren
Je kent de stof een beetje
Samenvatting (af) maken
Je kent de stof goed
Oefenopdrachten maken

Slide 21 - Tekstslide