Grammatica H4

Grammatica H4

Nieuw Nederlands 5de editie

2vwo

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica H4

Nieuw Nederlands 5de editie

2vwo

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Grammatica H3 en H4
  1. Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  2. Hoofdzinnen en bijzinnen
  3. Nevenschikking en onderschikking
  4. Bijwoord en telwoord
  5. Onderschikkend en nevenschikkend voegwoord

    
    
      
Dit wordt getoond in de gedeelde les die leerlingen zelfstandig kunnen doen.
       
     
   

   
     
       
          Differentiëer
       
     
     

       
         
            Differentiëer
         
         
         

         
            Instellingen
         
       
     
   


   
   
 
   
   
   

   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   
     
       Het schrijven van getallen
     
   

   
   
      In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
   

 
 
 
   
     
       
       
       
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
     
   
 
   
   
   
   
   
   
 
 

Aa

Slide 2 - Tekstslide

Bestudeer de theorie bij Grammatica woordsoorten H3 en H4

Slide 3 - Tekstslide

4. Bijwoord en telwoord

Alle woorden die we niet anders kunnen duiden, of die iets zeggen over een andere woordsoort dan het zelfstandig naamwoord, noemen we bijwoorden. Woorden die een (on)bepaald getal of hoeveelheid of een (on)bepaalde volgorde aangeven, noemen we telwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

1. Veel leerlingen hebben voor die toets een voldoende gehaald.
A
veel = bepaald hoofdtelwoord
B
veel = onbepaald hoofdtelwoord
C
veel = bepaald rangtelwoord
D
veel = onbepaald rangtelwoord

Slide 5 - Quizvraag

2. Ik zal voor die toets nooit een voldoende halen.
A
nooit = onbepaald hoofdtelwoord
B
nooit = bijwoord

Slide 6 - Quizvraag

3. Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een zeven.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 7 - Quizvraag

5. Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Als een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen is er sprake van nevenschikking. Het woord dat twee hoofdzinnen aan elkaar verbindt, noem je een nevenschikkend voegwoord. Het woord dat een hoofdzin en een bijzin aan elkaar verbindt, noem je een onderschikkend voegwoord.

Slide 8 - Tekstslide

2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
want = nevenschikkend voegwoord
B
want = onderschikkend voegwoord

Slide 9 - Quizvraag

1a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] omdat
1b [ik een uur te laat thuis was.]
A
omdat = nevenschikkend voegwoord
B
omdat = onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

Heb je nog vragen? Stel ze hier!

Slide 11 - Open vraag

Aan het werk
  • Maak opdracht 'Extra' van Grammatica woordsoorten H4.
  • <75%: Maak opdracht 'Test' van Grammatica woordsoorten H4.

Slide 12 - Tekstslide