jeudi 26 novembre

Jeudi 26 novembre
Leerdoel: Verschillende lidwoorden in het Frans herhalen en leren om deze in het Frans te gebruiken.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Jeudi 26 novembre
Leerdoel: Verschillende lidwoorden in het Frans herhalen en leren om deze in het Frans te gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Parler B  p. 66
Neem 2 minuten de tijd om samen met je buurman/ buurvrouw het gesprek te oefenen zodat je hem zo kan laten horen.

Slide 2 - Tekstslide

Les articles ( de lidwoorden)
Welke lidwoorden ken je allemaal in het Frans?

Slide 3 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je allemaal in het Frans?

Slide 4 - Woordweb

Hoe vertaal je de/ het ?

Slide 5 - Open vraag

Hoe vertaal je een in het Frans?

Slide 6 - Open vraag

Bepaalde lidwoorden
Le ( man enk ) --> le chien --> de hond
la ( vr enk)--> la classe --> de klas
l'(  m/v enk begint met klinker of stomme h) --> l'école --> de school
les ( mv) --> les chiens --> de honden

Slide 7 - Tekstslide

Onbepaald lidwoord 
un ( man enk) --> un chien --> een hond
une ( vr enk) --> une classe --> een klas

des ( mv) --> des chiens --> honden

Slide 8 - Tekstslide

Delend lidwoord 
du/ de la / de l'/ des

Je gebruikt het delend lidwoord als er geen lidwoord voor het znw staat in het Nederlands staat en als je de hoeveelheid niet weet.

Slide 9 - Tekstslide

Du 
Mannelijk enkelvoud
Il mange du pain avec du fromage.
Hij eet brood met kaas.

Slide 10 - Tekstslide

De la
vrouwelijk enkelvoud

Elle a acheté de la glace avec de la chantilly.
Zij heeft ijs met slagroom gekocht.

Slide 11 - Tekstslide

De l'
woorden in het enkelvoud die met een klinker beginnen.

Il boit de l'eau.
Hij drinkt water.

Slide 12 - Tekstslide

Des
Meervoud m/v

Il achète des bonbons au suermarché.

Hij koopt snoepjes in de supermarkt.

Slide 13 - Tekstslide

Attention!
Als je praat over dingen in het algemeen dan gebruik je in het Frans het bepaald lidwoord i.p.v. het delend lidwoord.

Mensen gaan graag uit eten.
Les gens aiment aller au restaurant.

Slide 14 - Tekstslide

Na een woord van hoeveelheid of ontkenning.

De delende lidwoorden du/ de la/ de l'/ des veranderen in de/ d'

Il boit un verre d'eau.
Il mange beaucoup de bonbons.
Elle ne mange pas de pain.

Slide 15 - Tekstslide

Attention!
Na een ontkenning veranderen onbepaalde ( un, une,des) en delende lidwoorden ( du/ de la/ de l'/ des ) in de / d' behalve bij être.

C'est une pomme. Ce n'est pas une pomme. 

Slide 16 - Tekstslide

Aimer/ détester/ préférer/ adorer/ hair/ supporter

Na deze werkwoorden gebruik je altijd een bepaald lidwoord, ook na de ontkenning

Slide 17 - Tekstslide

l’ article
1. Elle boit une tasse ... thé.
2. Tu veux ... coca? Non, je n’aime pas ... coca , je préfère ... eau.
3. Il n’achète jamais ... produits de luxe.
4. ... vieilles voitures contribuent à la pollution de l’air.
5. Je n’ai pas ... devoirs pour demain, heureusement.
6. Ce ne sont pas ... animaux dangereux.

Slide 18 - Tekstslide

Au travail 
Faire ex. 37 c et 38 b    p. 77

Slide 19 - Tekstslide