P2 week 2 les 3 en 4

T V 2 B
6 november
Welkom!

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T V 2 B
6 november
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht werkwoordspelling 

  1. Welke vraag stel je voordat je een ww schrijft?
  2. Mijn broer ….[gamen (t.t.)] per dag toch al snel twee uur.
  3. Hij …..[veroorloven (t.t)] zich wel erg veel. 

  4. Zij heeft hem al twee maanden….[verplegen].

  5.  …….Beantwoorden jij die e-mail gisteren? 

  6. Het …….[bevreemden, t.t.] ons niet dat hij wint. 

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht werkwoordspelling 

  1. Is het werkwoord een persoonsvorm of niet?
  2. Mijn broer ….GAMET per dag toch al snel twee uur.
  3. Hij …..VEROORLOOFT zich wel erg veel. 

  4. Zij heeft hem al twee maanden….VERPLEEGD.

  5.  BEANTWOORDDE jij die e-mail gisteren? 

  6. Het BEVREEMDT ons niet dat hij wint. 

Slide 3 - Tekstslide

Programma P2 (tot aan kerst)

  • Fabels lezen en schrijven
  • Theorie leesvaardigheid (Theorie Hst. 1.3, 2.3 en 3.3 uit Talent en deze toepassen op allerlei teksten)
  • Thema: onderwijs
  • Werkwoordspelling oefenen

=> TEA 2-toets : leesvaardigheid

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel deze week
  • Je kent je leerdoelen voor schrijfvaardigheid (e-mail Zonder Titel nagekeken)
  • Je hebt extra uitleg gekregen over spelling
  • Je kent de schrijvers De la Fontaine, Bilderdijk, Toon Tellegen
  • Je kent de kenmerken van een fabel
  • Je schrijft zelf een fabel
Fabelreader: neem deze iedere les mee!

     

    Slide 5 - Tekstslide

    Huiswerk bespreken
    • Pag. 9 t/m 17 tekstblokken lezen en opdrachten 4, 5, 6 en 7 maken  (ook de luisteropdracht bij opdr. 5)



    Slide 6 - Tekstslide

    Spelling
    Hoofdletters, samenstellingen en leestekens

    Talent: Spelling Hst. 1.9, Hst. 2.9 en Hst. 3.9

    Slide 7 - Tekstslide

    Leestekens, wanneer schrijf je welke....?
    • Punt: na mededelende zin: We gaan naar het bos.
    • Komma
    • in een lange, samengestelde zin tussen twee persoonsvormen
    • "Als je wilt dat we met de fiets gaan, moeten we nu opstappen."
    • voor: maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra
    • "Ik houd van chocola, maar dat is niet zo gezond."

    Slide 8 - Tekstslide

    Leestekens (of: interpunctie)

    • Komma
    • als je een deel van een zin niet los kunt uitspreken:
    • "We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde."
    • Twijfel je? Lees de zin voor en luister of je een pauze hoort
    • Meestal geen komma voor 'en' en 'of'.

    Slide 9 - Tekstslide

    Aanhalingstekens 
    • Je plaatst de aanhalingstekens bij het begin en einde van wat iemand zegt. 
    • Stelt diegene een vraag? Dan pas daarna de aanhalingstekens.
    • "Heb jij een prachtig verenpak?" vroeg de vos.
    • "Oh raaf, je hebt zo'n prachtig verenpak!" zei de vos.
    • De vos zei: "Wat een prachtig verenpak heb je toch, raaf!"
    • "Jij hebt", zei de vos, "een prachtig verenpak." 

    Slide 10 - Tekstslide

    Lessenreeks Fabels door de eeuwen heen

    Slide 11 - Tekstslide

    De la Fontaine (1621-1695)
    • Beroemde Franse auteur van fabels (17e eeuw)
    • Liet zich inspireren door Klassieke Oudheid en Indiase literatuur
    • Schreef fabels die ook een kritische noot bevatten over de toenmalige maatschappij
    • Bekendste fabels La cigale et la fourmi (Krekel en de mier) en Le corbeau et le renard

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Video

    Bilderdijk (1756-1831)
    • Beroemde Nederlandse dichter: schreef meer dan 300.000 versregels
    • Was ook advocaat en docent vaderlandse geschiedenis
    • Heeft het motto 'Eendracht maakt macht' op zijn naam staan
    • Fabel: De pauw en de raaf (lezen, pag. 18)

    Slide 14 - Tekstslide

    Moderne fabels 
    • Toon Tellegen (1941) huisarts en schrijver/dichter
    • Fabels over de mier en de eekhoorn
    • Yorick Goldewijk (1979), schrijver en muzikant. Schreef 'Billy extra plankgas', 'Films die nergens draaien' en 'De boom die een wereld was', een dierenverhalenbundel voor kinderen en volwassenen. 

    Slide 15 - Tekstslide

    Zelfstandig werken (in Plenda, 7-11)
    • Pag. 18 t/m 23 tekstblokken lezen en opdrachten 9 t/m 12 maken
    • Meenemen: computer en oplader 



    Slide 16 - Tekstslide

    T V 2 B
    7 november
    Welkom


    Slide 17 - Tekstslide

    Startopdracht leestekens en hoofdletters

    1. weet je wel hoeveel geld dat is vroeg paula
    2. s morgens doen we frans en duits s middags doen we wiskunde en bio
    3. het is al vroeg donker want de wintertijd is ingegaan

    Slide 18 - Tekstslide

    Startopdracht leestekens en hoofdletters

    1. "Weet je wel hoeveel geld dat is?" vroeg Paula.
    2. 's Morgens doen we Frans en Duits, 's middags doen we wiskunde en bio.
    3. Het is al vroeg donker, want de wintertijd is ingegaan.

    Slide 19 - Tekstslide

    Spelling
    Hoofdletters, samenstellingen en leestekens

    Talent: Spelling Hst. 1.9, Hst. 2.9 en Hst. 3.9

    Slide 20 - Tekstslide

    Hoofdletters
    • begin van de zin 
    • maar: 's Morgens...
    • bij namen 
    • mevrouw Harris; de Lek; Eiffeltoren
    • bijv.nw die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid 
    • Belgische bonbons, Zwitserse klokken

    Slide 21 - Tekstslide

    Aan elkaar schrijven
    • samenstellingen schrijven we in het Nederlands aan elkaar
    • feest & nummer => feestnummer
    • tattoo & shop => tattooshop
    • telefoon & hoesje => telefoonhoesje
    • dorp & plein => dorpsplein / dorpsstraat
    • dus soms een 's' toevoegen

    Slide 22 - Tekstslide

    Ik wil dat je .... (noteer het woord dat nu gezegd wordt)

    Slide 23 - Open vraag

    Ik zag dat hij zijn handschoenen .... (noteer het woord dat gezegd wordt)

    Slide 24 - Open vraag

    Hij vindt dat .... (noteer het woord dat gezegd wordt)

    Slide 25 - Open vraag

    Huiswerk bespreken
    • Pag. 18 t/m 23 tekstblokken lezen en opdrachten 9 t/m 12 maken




    Slide 26 - Tekstslide

    Fabel schrijven (opdr. 14)

    Slide 27 - Tekstslide

    Kenmerken van fabel
    • Dieren spelen hoofdrol : ze denken, praten, handelen als mensen
    • Duidelijke moraal of les
    • Kort, lineair (geen tijdsprongen/flashbacks); Tijdloos
    • Lijkt op sprookjes; Personaal perspectief
    • Personages met contrasten
    • Poëtisch taalgebruik (mooie woorden / vergelijkingen / bijvoeglijke naamwoorden / plechtige woorden)






    Slide 28 - Tekstslide

    Schrijf een eigen fabel
    • Kies een wijze les: noteer die in je schrift
    • Kies de personages en hun eigenschappen: noteer die in je schrift
    • Let op dialogen (aanhalingstekens!)
    • Lees het stappenplan bij opdracht 14
    • Schrijf in Test Correct
    timer
    25:00

    Slide 29 - Tekstslide