24/9 schrijven van een verslag

Schrijven en formuleren 1.4
1. Pak je iPad en ga in de LessonUp met de code onderin beeld.

2. Pak daarna RUSTIG:
leesboek, lesboek, VIP, schrift en pen

3. Ga daarna in stilte lezen --> tijd start pas als het stil is.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven en formuleren 1.4
1. Pak je iPad en ga in de LessonUp met de code onderin beeld.

2. Pak daarna RUSTIG:
leesboek, lesboek, VIP, schrift en pen

3. Ga daarna in stilte lezen --> tijd start pas als het stil is.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

  • Lezen
  • Lesdoel

  • Terugblik vorige les
  • Instructie/quiz
  • Werken in stilte



  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draai je iPad om.
Ga in stilte lezen.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat het verschil is tussen een persoonlijk en zakelijk verslag;
  • kan een kort persoonlijk verslag schrijven aan de hand van de 5w+h-vragen;
  • kan je signaalwoorden gebruiken.


Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aaa

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een ding op die je de vorige les hebt geleerd.
(lesstof of waar je mee geoefend hebt in de methode)
GEEN LOSSE BEGRIPPEN, DUS BEGRIP MET UITLEG OF DE HELE TAALREGEL!

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De opbouw van de tekst 
titel
inleiding
alinea
Tussenkopje
plaatje

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe lesstof

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verslag

Een beschrijving van iets dat je hebt gezien, meegemaakt, onderzocht of gelezen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verslag schrijven
Een verslag is een beschrijving van iets dat je gezien, meegemaakt, onderzocht of gelezen hebt. Voorbeelden zijn een stageverslag, een practicum- of onderzoeksverslag, een boekverslag, een verslag van een sportwedstrijd.
Gebruik bij het schrijven van een verslag de 5W1H-vragen. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5WH
Niet
waar
wie
waarmee
waarom
hoelang
hoe
hoeveel
wat
waarvoor
wanneer
waardoor

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

5W1H-vragen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5W1H-vragen

  1. Wie (doet het/overkomt het)?
  2. Wat (is er gebeurd)?
  3. Waar (is het gebeurd)?
  4. Wanneer (is het gebeurd)?
  5. Waarom (is het gebeurd)?
  6. Hoe (is het gebeurd)?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een verslag?

Inleiding:
• schrijf de inleiding het laatst, zodat je niet per ongeluk al informatie geeft die pas in de kern van je verslag hoort te staan.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een verslag?
Middenstuk:
• maak een overzicht van de vragen die je wilt beantwoorden in je verslag;
• zet de vragen in een logische volgorde;
• beantwoord elke vraag in één alinea;
in de kernzin van elke alinea geef je antwoord op de vraag van die alinea;
• in de rest van de alinea geef je uitleg en/of voorbeelden;
• wissel enkelvoudige en samengestelde zinnen, lange en korte zinnen af.

--> een alinea bestaat (bijna) nooit uit twee of drie zinnen!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin - alinea
  • De kernzin is de zin waarin de belangrijkste informatie staat, de kern van de boodschap en DAARNA komt de rest (uitleg en voorbeelden).
  • De kernzin gaat altijd over het onderwerp en moet dus betrekking hebben op het onderwerp dat je bepaald hebt.
  • De kernzin gaat VAAK over wie (doet/vindt/wil/overkomt) en/of wat (wil/doet/vindt de wie of gebeurde er met de wie) en NOOIT over waarom 
  • In de kernzin staat GEEN uitleg of voorbeeld.
  • De kernzin is meestal de de eerste zin in de alinea en soms de tweede of de laatste zin
  • Je stelt jezelf de vraag: waar gaat deze alinea over?



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin
Voorbeelden plaats kernzin in de alinea

Mevrouw Hooi houdt veel van koffie. Zij drinkt zeker zes koppen koffie per dag en het liefst Nespresso. Koffie van vers gemalen bonen vindt zij ook lekker. Dan wel het liefst van Australian.

Vorig jaar hebben de leerlingen gewerkt aan lezen en dit jaar gaan we daarmee verder. De docent herhaalt eerst de lesstof van vorig jaar.  Daardoor beginnen de leerlingen beter voorbereid aan lezen h1.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een verslag?
Slot:
• geef de conclusie of vat de belangrijkste informatie samen;
• laat het slot aansluiten op de inleiding. Als je in de inleiding een (onderzoeks)vraag stelt, beantwoord die dan in het slot.

--> geen nieuwe informatie!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat schrijf je in de inleiding?
A
De inhoud van het verslag
B
De titel
C
Waar het verslag over gaat

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het beste antwoord?
Wat schrijf je in de middenstuk?
A
De inhoud van je verslag
B
Een herhaling van de inleiding
C
Wat de lezer kan verwachten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat schrijf je in het slot?
A
Nieuwe informatie geven
B
Kort samenvatten
C
Vertellen wat de lezer kan verwachten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een alinea?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je begrijpelijk

  1. Schrijf een kladversie van je tekst.
  2. Controleer je tekst met deze vragen:
  3. Is mijn tekst volledig (de 5WH-vragen)? Heb ik alles opgeschreven wat mijn lezer moet weten?    
  4. Is mijn tekst duidelijk? Begrijpt de lezer wat ik bedoel?
      --> Als het nodig is, maak je de tekst vollediger of duidelijker.
Schrijf je tekst nu in het net:
  • Begin elke zin met een hoofdletter en eindig elke zin met een punt of vraagteken.
  • Schrijf elk woord foutloos en goed leesbaar.
  • Bekijk bij jouw nette versie nog een keer of er geen spelfouten instaan en of alle hoofdletters en leestekens kloppen!







Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk + huiswerk:
    Pak je VIP en noteer:
    Schrijven 1.4, blz.  , opdracht 1 t/m 6 (echt de strookjes maken en bewaren, want bij huiswerkcontrole wil ik alle stappen zien, dus ook de strookjes en de volgorde die ze zouden moeten hebben. Dat geldt ook voor opdracht 5, dus niet 'in je hoofd maken'.)
    Let op: 5b en deel 6 met een fluisterstem en ook echt over de opdracht, anders moet je het zelf bedenken!
    +nakijken en verbeteren met een andere kleur!

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

    Slide 24 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • weet je wat het verschil is tussen een persoonlijk en zakelijk verslag;
    • kan een kort persoonlijk verslag schrijven aan de hand van de 5w+h-vragen;
    • kan je signaalwoorden gebruiken.


    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 25 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A. antwoord op vraag
    B. herhaling informatie
    C. wat ga je vertellen, nieuwsgierig maken
    D verzameling zinnen die met elkaar samenhangen
    1 middenstuk
    2 inleiding
    3 slot
    4 kernzin
    5 alinea
    E. de inhoud

    Slide 26 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

    Slide 27 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 28 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies