Week 2 hoofdletters en leestekens + werkwoorden

Ik weet welke vormen van werkwoorden er zijn en ik kan de werkwoorden in de goede vorm invullen.
Taalverzorging blz. 30
- Opdracht 1 nakijken
- herhaling werkwoordspelling
- Opdracht 2,3 en 4 maken
- Opdrachten nakijken


timer
20:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik weet welke vormen van werkwoorden er zijn en ik kan de werkwoorden in de goede vorm invullen.
Taalverzorging blz. 30
- Opdracht 1 nakijken
- herhaling werkwoordspelling
- Opdracht 2,3 en 4 maken
- Opdrachten nakijken


timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

persoonsvorm of voltooid deelwoord?
1. Klaas liep naar huis en pakte zijn telefoon.
2. Klaas heeft zijn telefoon gepakt.
3. Niemand heeft haar dat verteld.
4. 'Kan jij haar helpen?' vroeg Nadia.
5. Welke dokter pakte die schaar?

Slide 2 - Tekstslide

Zet de leestekens in de zin.
1. marieke vroeg aan haar moeder of zij mee wilde
2. lust jij ook een blikje coca cola vroeg peter
3. geert wil jij mij helpen vroeg dana
4. mike vertelde dat ze met pasen altijd naar het noorden gaan

Slide 3 - Tekstslide

2 soorten werkwoorden
persoonsvorm 


voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
Om wie gaat het in de zin?
                                      ik?       -->  ik-vorm   ( ik wandel   -   ik word )

hij/iemand anders?          --> ik-vorm + t ( hij wandel-  hij wordt )

      !! je/jij achter pv !!         --> ik-vorm  ( word jij )
Maar let op: word jij 9 jaar?       wordt je broer

Slide 5 - Tekstslide

Verleden tijd
t sexy fokschaap --> TE / TEN
 
Voltooid deelwoord? Kijk naar de verleden tijd van het woord!!

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord als werkwoord
De appel is gekocht  --> de gekochte appel

De kip is gebraden --> de gebraden kip


Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling
1. Wat ..........(betekenen) jouw broertje voor jou?
2. Het (verwoesten) ...........eiland wordt weer opgeknapt.
3. Waarom ...............(antwoorden) jij gisteren niet op de vraag?
4. Hoe ............(worden) jouw konijn verzorgd tijdens de zomer?
5. De dokter heeft veel voor mijn oma ..................(betekenen)
6. De grote golf ..................(verwoesten) gisteren het hele strand.
7. Vorige week ............(wachten) mijn moeder op mij.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
- Begin van de zin
- Bij namen ( denk ook aan merknamen)
- Aardrijkskundige namen
- Feestdagen

Geen bij: dagen, maanden seizoenen en winstreken

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
Komma
- Tussen een opsomming
- Voor een roeping
- Na een voegwoord in een samengestelde zin
- Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin
Dubbele punt
- Bij een citaat
timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan de goede vorm van het werkwoord in de zin invullen en weet welke sorten werkwoorden er allemaal zijn.
Herhaling werkwoordspelling
- Herhalingsopdracht
- Werkblad werkwoordspelling

Taalverzorging blz. 84
- Opdracht 1 t/m 4 maken

Slide 11 - Tekstslide

Soorten werkwoorden
Persoonsvorm
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
werkwoord bijvoeglijk gebruikt

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden
1. Ik heb mijn moeder geholpen.
2. Welk boek vind jij het mooist?
3. Lopend ging ik met mijn moeder naar huis.
4. Het verbrande pizza ligt nog in de over.



Slide 13 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling
1. Wie (worden)...................de beste?
2. De (verloten) .....................prijs viel in de smaak.
3. Hij (verbranden)...........vorige week zijn hand.
4. Wanneer (worden).................je geschorst?
5. Daarom hebben ze de opdracht (terughalen)....................
6. Pieter (vinden) ......................het niet erg als ze het niet lekker vinden.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide