H6 Bijwoordelijke bepaling

Brugklas woensdag 20 januari
de bijwoordelijke bepaling
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Brugklas woensdag 20 januari
de bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Sleep naar de juiste volgorde

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
ZOEK DE PV
ZOEK HET OW
ZOEK HET WG
ZOEK HET LV
ZOEK HET MV

Slide 3 - Sleepvraag

Wie (of wat) + PV =
A
Lijdend voorwerp (lv)
B
Onderwerp (ow)
C
Persoonsvorm (pv)
D
Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 4 - Quizvraag

Wat (of wie) + wg + ow =
A
Lijdend voorwerp (lv)
B
Meewerkend voorwerp (mv)
C
Onderwerp (ow)
D
Persoonsvorm (pv)

Slide 5 - Quizvraag

Aan wie/voor wie + wg + ow + lv =

(noteer de afkorting)

Slide 6 - Open vraag

Nu zelf: welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 7 - Open vraag

de bijwoordelijke bepaling
bwb

wat weet je al?

Slide 8 - Tekstslide

bijwoordelijke
bepaling
(bwb)

Slide 9 - Woordweb

De laatste stap
Je hebt misschien geleerd dat de bwb is 'wat overblijft'

De bwb zegt iets over:

Slide 10 - Tekstslide

de bwb zegt iets over:
tijd (gisteren, over een poosje, om 10u)
plaats (hier, op de Antillen, thuis)
reden (omdat het mooi weer is)
manier waarop (met een lief gezicht, op een drafje)
hoeveelheid (met z'n tienen, honderd)
en meerrr!




Slide 11 - Tekstslide

de bwb geeft antwoord op de vragen:
waar
 wanneer
waarom
waarmee
waardoor
hoe
hoeveel



en deze vragen zelf 
zijn ook bwb

Slide 12 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 13 - Tekstslide

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
pv=
A
Tobias
B
bleef
C
zijn moeder
D
de schuld

Slide 14 - Quizvraag

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
wg=
A
bleef de schuld geven
B
geven
C
bleef geven
D
schuld

Slide 15 - Quizvraag

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
ow=
A
Tobias
B
moeder
C
zijn moeder
D
de schuld

Slide 16 - Quizvraag

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
lv=
A
Tobias
B
moeder
C
zijn moeder
D
de schuld

Slide 17 - Quizvraag

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
mv=
A
Tobias
B
moeder
C
zijn moeder
D
de schuld

Slide 18 - Quizvraag

Tobias bleef zijn moeder gisteren de schuld geven.
bwb=
A
Tobias
B
zijn moeder
C
gisteren
D
de schuld

Slide 19 - Quizvraag

Gisteren is bwb, want gisteren zegt iets over:

Slide 20 - Open vraag

de bwb geeft antwoord op de vragen:
waar
 wanneer
waarom
waarmee
waardoor
hoe
hoeveel



en deze vragen zelf 
zijn ook bwb

Slide 21 - Tekstslide

BWB?

De grote berg
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

BWB?

op een gegeven moment
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

BWB?

met een vies gezicht
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

op een gegeven moment
wanneer?

=bwb

Slide 25 - Tekstslide

met een vies gezicht
hoe?

=bwb

Slide 26 - Tekstslide

zat te gamen
= werkwoordelijk gezegde

Slide 27 - Tekstslide

BWB?

zat te gamen
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

BWB?

aan zijn vriendin
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

aan zijn vriendin
aan wie?
= meewerkend voorwerp (mv)

Slide 30 - Tekstslide

BWB?

omdat ik het zeg
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

omdat ik het zeg
waarom?

= bwb

Slide 32 - Tekstslide

BWB?

vierentwintig uur
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

vierentwintig uur
hoe lang?

= bwb

Slide 34 - Tekstslide

BWB?

met een grote glimlach
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

met een grote glimlach
hoe?

= bwb

Slide 36 - Tekstslide

BWB?

Waarom
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quizvraag

Waarom
alle vraagwoorden die vragen naar de bwb
zijn zelf ook bwb

Slide 38 - Tekstslide

Ik weet nu wat de bwb is
Zeker!
Ik twijfel nog
Nee, ik heb nog geen idee

Slide 39 - Poll

Ik vond deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Tijd voor online opdrachten?
Ga naar de online methode Hoofdstuk 6 Grammatica Bijwoordelijke bepaling
Boek: blz. 178 startopdr,  opdr. 1 en 2

Slide 41 - Tekstslide