Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Havo 3 H4 §2 Bezittingen en schulden
Hoofdstuk 4 Paragraaf 2
Bezittingen en schulden
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4 Paragraaf 2
Bezittingen en schulden
Slide 1 - Tekstslide
Programma
LessonUp voor de financiële kant van je ondernemingsplan
lesbrief 4 (ook voor toets in toetsweek)
Wat heb je geleerd?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat een balans is
Je kunt de balans opstellen voor de start van je bedrijf
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.
Slide 4 - Tekstslide
Balans
Overzicht van alle
bezittingen, schulden en eigen vermogen
van het bedrijf.
Aan ene kant: bezittingen waarin we
geïnvesteerd
hebben
Aan andere kant: hoe we de bezittingen
gefinancierd
hebben, met welk vermogen.
Geld van eigenaren =>
eigen vermogen
Geld van anderen geleend =>
vreemd vermogen
Slide 5 - Tekstslide
Balans
Overzicht van alle
bezittingen, schulden en eigen vermogen
van het bedrijf.
Totaal van beide kanten moet gelijk zijn aan elkaar =>
in balans
Alles wat we aangeschaft hebben, moet ergens mee betaald zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Activa op de balans
Alles waar we geld in investeren (investeringsplan) => worden bezittingen van het bedrijf
Bezittingen => noemen we
activa
op de balans
Vaste volgorde:
Vaste activa, vlottende activa en liquide middelen
Slide 7 - Tekstslide
Activa op de balans
Vaste activa
: gaan langer dan 1 productieproces of een jaar mee
Vlottende activa
: gaan korter dan 1 productieproces of een jaar mee
Liquide middelen
: positief saldo op bankrekening of geld in kas
Slide 8 - Tekstslide
Vorige les:
Investeringsplan
Investeringen in groepen:
Inventaris => dingen die we nodig hebben om ijs te kunnen verkopen, zoals een vriezer, ijsmachine of kassa
Voorraad goederen => het ijs dat we gaan verkopen (of melk, yoghurt, fruit om ijs van te maken)
Liquide middelen => geld in de kassa of op bankrekening om nieuwe uitgaven te doen en te kunnen wisselen
Slide 9 - Tekstslide
Waar hoort de voorraad ijs bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 10 - Quizvraag
Waar hoort de ijsmachine
(inventaris) bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 11 - Quizvraag
Debiteuren zijn klanten die hun rekening nog moeten betalen. Die hebben niet meteen betaald, maar 'op rekening'.
Wat zijn debiteuren?
Slide 12 - Woordweb
Waar hoort het geld bij dat we nog van klanten tegoed hebben?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 13 - Quizvraag
Het bedrijf heeft € 500 euro op de rekening bij ING staan.
Waar hoort dat bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie
Slide 14 - Quizvraag
Passiva op de balans
Al het vermogen / de financieringen (financieringsplan) => worden schulden of eigen vermogen van het bedrijf
Vermogen => noemen we
passiva
op de balans
Vaste volgorde:
Eigen vermogen, vreemd vermogen lang, vreemd vermogen kort.
Slide 15 - Tekstslide
Passiva op de balans
Eigen vermogen
: ingebracht of verdiend door eigenaren
Ook wat er van de bezittingen overblijft als de schulden afbetaald zijn => wat het bedrijf waard is.
Vreemd vermogen lang
: schulden die het bedrijf over meer dan een jaar moet afbetalen
Vreemd vermogen kort:
schulden die het bedrijf
binnen een
jaar
moet
afbetalen
Slide 16 - Tekstslide
Vorige les:
Financieringsplan
Financiering in groepen:
Eigen vermogen => geld dat van de eigenaren komt.
Vreemd vermogen => geld dat van de anderen is geleend, zoals de bank of familie.
Ondernemingsplan. Voor de investeerder: wat heb je nodig aan eigen of vreemd vermogen?
Slide 17 - Tekstslide
Waar hoort een
banklening voor 10 jaar bij?
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Vreemd vermogen kort
D
Geen van deze drie
Slide 18 - Quizvraag
Crediteuren zijn leveranciers die wij als bedrijf nog moeten betalen. We hebben niet meteen betaald, maar 'op rekening'.
Wat zijn crediteuren?
Slide 19 - Woordweb
Waar horen crediteuren bij?
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Vreemd vermogen kort
D
Geen van deze drie
Slide 20 - Quizvraag
Waar hoort de
winst van het bedrijf bij?
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Vreemd vermogen kort
D
Geen van deze drie
Slide 21 - Quizvraag
Resultatenbegroting (of W&V)
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet (ingekocht ijs, ingrediënten)
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde van de omzet
Bedrijfskosten (huur, lonen, rente, afschrijving, energie)
Nettowinst = Brutowinst = bedrijfskosten
Ondernemingsplan. Voor de investeerder: wat gaat de investering opbrengen?
Slide 22 - Tekstslide
Huiswerk
H4 §2 bestuderen en Opgaven 1 t/m 9 maken
Slide 23 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Domein D Investeren en financieren Introductie
Maart 2021
- Les met
24 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4,5
5.1 + 5.2
Februari 2022
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
5.1 + 5.2
Maart 2023
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
beco 3 havo
Mei 2023
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhalingsles boekhouden
Maart 2024
- Les met
42 slides
Bedrijfsadministratie
MBO
Studiejaar 1
Balans
November 2023
- Les met
17 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 2
Balans en wv rekening
November 2020
- Les met
30 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 4 openingsbalans en balansposten RO
November 2023
- Les met
26 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4