KGT C7 Spel §2 L1

Cursus 6 Spelling § 2 Hoofdletters
 blz. 226
*Lesdoel: 
Je weet wanneer je een hoofdletter moet schrijven. 

* Vorige les: verwijzen
* Controle huiswerk> online Cursus 6 § 3> opdracht 1 t/m 5
Cursus 7 § 1> online> herhaling leerjaar 1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 6 Spelling § 2 Hoofdletters
 blz. 226
*Lesdoel: 
Je weet wanneer je een hoofdletter moet schrijven. 

* Vorige les: verwijzen
* Controle huiswerk> online Cursus 6 § 3> opdracht 1 t/m 5
Cursus 7 § 1> online> herhaling leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Als ik een tekst schrijf, dan let ik op...?

Slide 2 - Open vraag

Ik gebruik hoofdletters om...

Slide 3 - Open vraag

Aantekening Spelling § 2 blz. 226
Je gebruikt hoofdletters om een tekst beter leesbaar te maken.

Zo gebruik je hoofdletters:
*Aan het begin van een zin: Rond 12 uur ben ik bij je.
Als de zin met ’s begint, krijg je een spatie en wordt de volgende letter een hoofdletter: ’s Morgens ben ik vrolijk.
*Bij namen: Jan Klaassen, Linda de Mol, Hereweg, Leeuwarden, NEC, Mercedes, Pasen, Nutella.
*Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Noord-Franse, Turkse.

Let op: namen van dagen (woensdag), maanden (december), seizoenen (winter) en windstreken (westen) krijgen geen hoofdletter.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters.
Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen van mensen, gebouwen en merken
C
bij namen van straten, rivieren en landen
D
na een dubbele punt (als er een opsomming volgt)

Slide 5 - Quizvraag

Een hoofdletter of niet?
A
Spanje
B
spanje

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen

Slide 7 - Quizvraag


Waar moet de hoofdletter staan?
A
‘S nachts slaap ik.
B
‘s Nachts slaap ik.
C
‘S Nachts slaap ik.
D
‘s nachts Slaap ik.

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet altijd met een hoofdletter?
A
werkwoorden en namen
B
werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
C
namen van mensen/dieren
D
aan het eind van de zin

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 13 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Basisstof: 
* Online: Cursus 7 §2 blz. 226> maken opdracht 1 t/m 6 in je werkboek/schrift of online.

Klaar?
Online trainen> Cursus 6 > verwijswoorden
timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide

Nieuwsbegrip
1) Kies iemand om aan de opdrachten van Nieuwsbegrip te werken. 
2) Bekijk samen de titel, tussenkopjes en de afbeeldingen. 
3) Lees om de beurt een alinea.
4) Maak de opdrachten die jouw docent aangeeft op het whiteboard.

Klaar? Werk aan de opdrachten van woordenschat

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 17 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een...
A
werkwoord
B
een persoon

Slide 18 - Quizvraag