In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
- onderschikkende voegwoorden:
deze verbinden een hoofdzin en bijzin.
aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.
Kenmerken hoofdzin:
- O en PV staan naast elkaar.
- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
- Elke samengestelde zin heeft een HZ.
- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.
Kenmerken bijzin:
- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.
- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
- BZ kan vooraan of achteraan staan.
Zo herken je hoofd- en bijzinnen:
1. Maak de zin vragend, de hoofdzin komt dan vooraan te staan.
2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.
3. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.
4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.
- Dat lukt niet: hoofdzin.
- Dat lukt wel: bijzin.
Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:
1. {hoofdzin} + {hoofdzin}
Jullie maken aantekeningen, want dit is belangrijk.
2. {hoofdzin} + (bijzin)
Jullie maken aantekeningen, zodat je het beter onthoudt.
3. (bijzin)+ {hoofdzin}
Omdat dit belangrijk is, maken jullie aantekeningen.