Instructie
1 / 29
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Bij welke instructievorm ligt de nadruk op differentiëren?
A
Bij alle vormen
B
Bij Activerende
Directe Instructie
C
Bij Expliciete Directe Instructie
D
Bij Interactieve Gedifferentieerde Directe Instructie.
Slide 12 - Quizvraag
Welke instructievorm wordt behandeld in zeven fases?
A
Alle instructievormen
B
Bij Activerende
Directe Instructie
C
Bij Expliciete Directe Instructie
D
Bij Interactieve Gedifferentieerde Directe Instructie.
Slide 13 - Quizvraag
Bij Activerende Directe Instructie gaat het om...
A
actief construeren van kennis
door het aansluiten op
bestaande kennis
B
lesdoelen en lesstof controleren alvorens het uitvoeren van de opdracht
C
vroegtijdig differentiëren om
kennis bij leerlingen op niveau
te kunnen construeren
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 14 - Quizvraag
Bij expliciete directe instructie gaat het vooral om
A
de lesafsluiting voordat de leerlingen aan het werk gaan.
B
differentiëren
C
terug- en vooruitblik
D
duidelijk en gerichte taal spreken
Slide 15 - Quizvraag
Bij expliciete directe instructie
hoort ook...
hoort ook...
A
Regelmatige controle van begrip
B
Regelmatige controle van huiswerk
C
Regelmatige controle van aanwezigheid
D
Regelmatige controle van voorkennis
Slide 16 - Quizvraag
Onderscheid maken tussen de instructieafhankelijke, de instructiegevoelige en instructieonafhankelijke leerlingen behoort tot...
A
differentiëren
B
oriëntatie
C
vooruit kijken
D
discrimineren
Slide 17 - Quizvraag
In een klas met veel zwakke leerlingen kun je het beste kiezen voor...
A
Activerende Directe Instructie
B
Expliciete Directe Instructie
