§4 Nog meer bankzaken

§4 Nog meer bankzaken
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§4 Nog meer bankzaken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
1. Herhaling vorige les
2. Huiswerk nakijken
3. Uitleg §3 en §4
4. Huiswerk maken of rekenopdrachten meedoen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling vorige les
- Samengestelde rente
- Wat is het gevolg van inflatie voor je spaargeld?
- Welke redenen je kunt hebben om te lenen?
- Hoe je de kosten van een lening berekent?

Slide 3 - Tekstslide

Vragen. 
Voorbeeld vraag samengestelde rente.

Als de rente 6% is en de inflatie 2%, kun je dan meer of minder kopen met je spaargeld.

Redenen om te lenen
- tijdelijk geld te kort
- nu iets willen hebben
- onverwacht dringend nodig
- huis kopen



Huiswerk nakijken
11 a 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
11 a Spaartegoed na 3 jaar: € 8.120 × 1,004 × 1,004 × 1,004 = € 8.217,83
     b 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
11 a Spaartegoed na 3 jaar: € 8.120 × 1,004 × 1,004 × 1,004 = € 8.217,83
     b € 8.217,83 – € 8.120 = € 97,83 rente


12 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
11 a Spaartegoed na 3 jaar: € 8.120 × 1,004 × 1,004 × 1,004 = € 8.217,83
     b € 8.217,83 – € 8.120 = € 97,83 rente


12 De koopkracht van je spaargeld neemt toe met 0,2 %.


13 a 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
11 a Spaartegoed na 3 jaar: € 8.120 × 1,004 × 1,004 × 1,004 = € 8.217,83
     b € 8.217,83 – € 8.120 = € 97,83 rente


12 De koopkracht van je spaargeld neemt toe met 0,2 %.


13 a In 2013, 2017, 2018 en 2019
      b 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
12 De koopkracht van je spaargeld neemt toe met 0,2 %.


13 a In 2013, 2017, 2018 en 2019
      b In 2015. De koopkracht nam in dat jaar toe met (1,5% – 0,6% =) 0,9%.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Als mensen geld lenen kunnen ze in financiële problemen komen. De overheid wil dat voorkomen door hiervoor te waarschuwen. 


2 a Abdul wil een zeilboot, maar sparen duurt hem te lang. Hij koopt hem daarom nu met geleend geld.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Als mensen geld lenen kunnen ze in financiële problemen komen. De overheid wil dat voorkomen door hiervoor te waarschuwen. 


2 a Abdul wil een zeilboot, maar sparen duurt hem te lang. Hij koopt hem daarom nu met geleend geld. 2
2b Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Nu staat ze rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar salaris weer binnen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Als mensen geld lenen kunnen ze in financiële problemen komen. De overheid wil dat voorkomen door hiervoor te waarschuwen. 


2 a Abdul wil een zeilboot, maar sparen duurt hem te lang. Hij koopt hem daarom nu met geleend geld. 2
2b Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Nu staat ze rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar salaris weer binnen. 1
2c Bij de familie Braafheid gaan in één week tijd de wasmachine en tv kapot. Er is niet genoeg spaargeld voor nieuwe apparaten.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Als mensen geld lenen kunnen ze in financiële problemen komen. De overheid wil dat voorkomen door hiervoor te waarschuwen. 


2 a Abdul wil een zeilboot, maar sparen duurt hem te lang. Hij koopt hem daarom nu met geleend geld. 2
2b Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Nu staat ze rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar salaris weer binnen. 1
2c Bij de familie Braafheid gaan in één week tijd de wasmachine en tv kapot. Er is niet genoeg spaargeld voor nieuwe apparaten. 3

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer gebruikt.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer gebruikt.


4    Alles wat je meer terugbetaalt dan dat je hebt geleend is de aflossing.
       Een maandtermijn bij een lening bestaat uit rente en kredietkosten.
       De kredietkosten zijn: (maandtermijn × aantal maanden) – lening.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer gebruikt.


4 □ Alles wat je meer terugbetaalt dan dat je hebt geleend is de aflossing.
       Een maandtermijn bij een lening bestaat uit rente en kredietkosten.
       De kredietkosten zijn: (maandtermijn × aantal maanden) – lening.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer gebruikt.


4 □ Alles wat je meer terugbetaalt dan dat je hebt geleend is de aflossing.
    □ Een maandtermijn bij een lening bestaat uit rente en kredietkosten.
       De kredietkosten zijn: (maandtermijn × aantal maanden) – lening.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 a De een heeft zin in een andere auto, al doet de oude auto het nog prima. Om er nu al van te    genieten moet het geld geleend worden.  Van de ander gaat de oude auto kapot en is niet meer te repareren. Dan heb je onverwacht geld nodig, zeker als je de auto voor je werk niet kan missen.
 b De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer gebruikt.


4 □ Alles wat je meer terugbetaalt dan dat je hebt geleend is de aflossing.
   □  Een maandtermijn bij een lening bestaat uit rente en kredietkosten.
    x De kredietkosten zijn: (maandtermijn × aantal maanden) – lening.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a € 456 × 36 = € 16.416
    b 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a € 456 × 36 = € 16.416
    b € 16.416 - € 15.000 = € 1.416


6 a 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a € 456 × 36 = € 16.416
    b € 16.416 - € 15.000 = € 1.416


6 a Eén jaar: € 1.291 × 12 – € 15.000 = € 492 kredietkosten
        Vijf jaar: € 290 × 60 – € 15.000 = € 2.400 kredietkosten
    b 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a € 456 × 36 = € 16.416
    b € 16.416 - € 15.000 = € 1.416


6 a Eén jaar: € 1.291 × 12 – € 15.000 = € 492 kredietkosten
        Vijf jaar: € 290 × 60 – € 15.000 = € 2.400 kredietkosten
    b Hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger de kredietkosten die je betaalt.



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 a € 456 × 36 = € 16.416
    b € 16.416 - € 15.000 = € 1.416


6 a Eén jaar: € 1.291 × 12 – € 15.000 = € 492 kredietkosten
        Vijf jaar: € 290 × 60 – € 15.000 = € 2.400 kredietkosten
    b Hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger de kredietkosten die je betaalt.


7 De kredietkosten zijn € 219 × 12 – € 2.500 = € 128
    € 128 ÷ € 2.500 × 100% = 5,1%

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
- Welke soorten leningen er zijn?
- Waarom een koop op afbetaling ook een lening is
- Wat is de rol van banken bij vraag en aanbod van geld
- Welke voor en nadelen zijn er als geld belegt in plaats van spaart

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten leningen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koop op afbetaling

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rol van de bank
timer
4:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rol van de bank

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen
Beleggen = 

Slide 34 - Tekstslide

Aandelen = een stukje van het bedrijf, je wordt een beetje eigenaar
Als het goed gaat met het bedrijf, wordt het aandeel heel populair en dus meer waard. 
Beleggen
Beleggen = investeren in iets waarvan je verwacht dat het meer waard gaat worden

Geld verdienen door:
- dividend/winstdeling
- aandelen verkopen -> koerswinst
MAAR
- bedrijf failliet?
- koersdaling

Slide 35 - Tekstslide

Aandelen = een stukje van het bedrijf, je wordt een beetje eigenaar
Als het goed gaat met het bedrijf, wordt het aandeel heel populair en dus meer waard. 
Huiswerk
Huiswerk 
§3: 8 tm 13
§4: 1 tm 5

OF rekenopdrachten meedoen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies