4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

4.3 ongelijkheid in arme en rijke landen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

4.3 ongelijkheid in arme en rijke landen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
week 13: Introductie en Zoeken in de atlas


week 14: 4.1 Een wereld van verschillen

week 15: 4.2 Meten van welvaart & welzijn
    4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

week 16: 4.4 Globalisering verandert de      wereld

Week 17 en 18: Meivakantie 




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Leerdoelen
Lees de leerdoelen van paragraaf 4.3.
Welk leerdoel vind jij het beste passen bij de titel?
Verschil weten tussen sociale regionale ongelijkheid en formele informele sector.
Het begrijpen dat bbp/hoofd als gemiddeld getal nadelen heeft.
Op een kaart gebieden naar welvaart kunnen indelen.

Slide 4 - Poll

De verdeling van welvaart in de VS (bron 9 in je lesboek)
Bekijk de bron goed en beantwoord de vraag op de volgende sheet.

Slide 5 - Tekstslide

Welke antwoorden passen het beste bij bron 9?
A
De rijkdom in de VS is oneerlijk verdeeld
B
Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar
C
43% van de bevolking in de VS is (super-)rijk
D
bbp/hoofd geeft een goed beeld van de verdeling van welvaart in de VS

Slide 6 - Quizvraag

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum 
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie

  • Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen.
  • Dit heet: regionale ongelijkheid
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt meer voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte

Slide 9 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen

Slide 10 - Quizvraag

Kenmerken formele sector:
  • telt mee voor het BBP
  • belasting betalen
  • vast inkomen
  • wel uitkering bij ziekte

Kenmerken informele sector:
  • niets officieel genoteerd
  • geen belasting betalen
  • wisselende inkomsten
  • geen uitkering bij ziekte

Slide 11 - Tekstslide

Studieplanner


Maak de digitale opdrachten volgens de studieplanner.
 

Slide 12 - Tekstslide