Blok 4 Grammatica Kader (met Meewerkend voorwerp)

blok 4 grammatica
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

blok 4 grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
  • Kun je het meewerkend voorwerp herkennen in een zin = KADER

Slide 2 - Tekstslide

 meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Welke stappen van zinsontleding ken je?

Slide 4 - Open vraag

Zinsontleding: hoe moest het ook alweer? 
1. Zoek de persoonsvorm
(zin vragend maken / tijdproef)
2. Zoek het wwg
(alle werkwoorden in de zin bij elkaar zetten)
3. zoek het onderwerp
(vraag: wie/wat + wwg)
4. Zoek het lijdend voorwerp
(vraag: wie/wat + wwg + onderwerp)

Slide 5 - Tekstslide

een voorbeeld:
Mijn vader repareert vanmiddag mijn lekke band. 
PV = repareert
wwg = repareert
ond = (wie repareert?)  Mijn vader
lv = (wat repareert mijn vader?) mijn lekke band

Slide 6 - Tekstslide

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
pv =

Slide 7 - Open vraag

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
wwg =

Slide 8 - Open vraag

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
ond =

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
lv =

Slide 10 - Open vraag

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
WWG =

Slide 11 - Open vraag

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
OND=

Slide 12 - Open vraag

Jan heeft de toets aan de leraar gegeven.
LV=

Slide 13 - Open vraag

Zit er in elke zin een lijdend voorwerp?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

meewerkend voorwerp

Slide 15 - Woordweb

Meewerkend voorwerp
AAN/VOOR wie + WWG + OND + LV ?

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
Kan je 'aan' weglaten' ?

Slide 16 - Tekstslide

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.
MV =
A
Ik
B
aan mijn beste vriend
C
een mooi cadeau
D
gaf

Slide 17 - Quizvraag

Lisa schonk een duur horloge aan haar vriend.
MV =
A
aan haar vriend
B
Lisa
C
schonk
D
een duur horloge

Slide 18 - Quizvraag

De boer geeft de paarden hooi.

MV =
A
De boer
B
geeft
C
de paarden
D
hooi

Slide 19 - Quizvraag

Ik leen mijn zus nooit iets.

MV =
A
mijn zus
B
ik
C
nooit
D
iets

Slide 20 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp erin.

Slide 21 - Open vraag

Weet je nu hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden?
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

in het boek
Opdracht 1 t/m 7
blz. 165

Slide 24 - Tekstslide