LL module 2 - les 3 - 2.3 + beeldspraak in Het diner (opdr. 2, 6 en 7)

Lesdoel: aan het einde van deze les heb je het gevoel dat je wat meer vat hebt gekregen op het herkennen van beeldspraak en symboliek in literair taalgebruik.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel: aan het einde van deze les heb je het gevoel dat je wat meer vat hebt gekregen op het herkennen van beeldspraak en symboliek in literair taalgebruik.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren in Het Diner

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren in Het Diner
Welke stijlfiguur staat in alinea 2 van blz 41?

Slide 3 - Tekstslide

'De baard' -> metonymie, een deel van het geheel. Een deel van de man (zijn baard=beeld) wordt voorgesteld als het geheel (de man=het object).
Stijlfiguren in Het Diner
'Hij probeerde een slap glimlachje' (blz 41 - alinea 9)

Slide 4 - Tekstslide

personificatie
Stijlfiguren in Het Diner
'(...) De punt van zijn tong die over zijn bovenlip likte als de tong van een uitgehongerde hond in een tekenfilm' 
(blz 44 - alinea 4)

Slide 5 - Tekstslide

vergelijking met als
Stijlfiguren in Het Diner
'Er zat alleen een bodempje in, net genoeg voor een half glas.' (blz 59 - onderaan)

Slide 6 - Tekstslide

bodempje: metonymie
half glas: metonymie
Stijlfiguren in Het Diner
'En het was het beste om zo vroeg mogelijk met dat vergeten te beginnen' (blz 67)

Slide 7 - Tekstslide

Paradox
Stijlfiguren in Het Diner
blz 65 (laatste alinea): Is het nog nodig om de lichamelijke verschijnselen te beschrijven die mijn ontdekking vergezelden? (...) de ijspegel binnen in het hoofd, aan de achterzijde, de punt stak in de laatste halswervel, in de holle ruimte zonder bot of kraakbeen waar de schedel begint, op het moment dat ik het laatste beeld van de bewakingscamera helemaal stilzette.'

Slide 8 - Tekstslide

de lichamelijke verschijnselen... vergezelden = personificatie

de ijspegel = metafoor
Stijlfiguren in Het Diner
Welk stijlfiguur is de naam 'Faso'? 

Slide 9 - Tekstslide

Faso staat voor Burkino Faso, het land waar Bo vandaan komt. Ook dit is dus een metonymie. 
Symboliek in Het Diner
'Ik ging hem geen reddingsboei toewerpen'

Slide 10 - Tekstslide

reddingsboei = symbool voor helpen
vr. 2 dec. - 4V - 3e uur
  • Bespreken huiswerk: opdr. 6 en 7 blz. 35-36 LL
  • Bespreken hfst 1 t/m 6 van Het Diner
  • Zelfstandig werken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 bespreken huiswerk
Eus:  vraag 1 t/m 7 blz. 32-33
Weggaan : vraag 1 t/m 5 blz. 33-34
6 en 7 van blz. 35-36

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eus
1) Parallellisme en opsomming.
2) “Wie ben jij nu weer?” is geen retorische vraag. Vader Turis is zo dronken dat hij zijn eigen zoon niet herkent.
3) Turis herkent (weliswaar door dronkenschap, hij is “strontlazarus”, (r. 17) zijn eigen zoon niet. Een vader die zijn eigen kinderen niet herkent, komt niet over als een goede, betrokken vader.
4) Het is milde spot, ironie.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eus
5) Het eerste gedeelte (r. 1-45) speelt ’s avonds/’s nachts en de vader is dronken; het tweede gedeelte speelt vanaf r. 46 de tijdens de ochtend van de volgende dag en de vader is ontnuchterd.
6) Paradox.
7) Parallellisme.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weggaan
  1. Weggaan is (een soort van) blijven (r. 7-8).
  2. Paradox.
  3. Je kunt het begrip ‘weggaan’ als verzachtende omschrijving voor overlijden opvatten. Er overlijdt iemand, maar degene die overlijdt, blijft in de herinnering van degenen die achterblijven nog aanwezig. Deze gedachte wordt als troostvol beschouwd.
  4. Eufemisme, ‘weggaan’ is dan een verzachtende omschrijving voor overlijden.
  5. De tekst kent veel opsommingen (bijvoorbeeld de eerste strofe), herhaling (“Niemand”) en het gebruik van de paradox, waardoor woorden een bijzondere en/of onverwachte betekenis krijgen. Door het toepassen van deze technieken komt de nadruk te liggen op de verwoording en dat zorgt er onder andere voor dat de lezer verrast wordt.




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6 blz. 35

Deze opdracht helpt je om de theorie §2.3 op blz. 55-57 helder te krijgen. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6 blz. 35
  1. Letterlijk taalgebruik: de woorden, woordgroepen en formuleringen betekenen wat ze (volgens het woordenboek, het gangbare taalgebruik) betekenen, de woorden betekenen niet iets anders. Bij figuurlijk taalgebruik wijkt de betekenis van woorden, woordgroepen of formuleringen af van de gangbare betekenis. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6 blz. 35
3. Symboliek hoort niet in het schema van beeldspraak, omdat bij symboliek geen sprake is van figuurlijk taalgebruik. De woorden betekenen wat ze letterlijk betekenen, alleen de lezer geeft er een symbolische lading aan.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7 blz. 35-36

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7 blz. 35-36

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in Het Diner?
  • Hfst. 1 t/m 6
  • Voorlezen hfst.  

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig werken/huiswerk
Maak opdracht 9 en 12.
Opdracht 9 is een goede oefening voor het proefwerk. Doorloop zelfstandig de LessonUp die erbij hoort.
(deze staat in de classroom - LL Module 2 les 4).

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies