LL module 2 - alle opdrachten

Opdrachten
opdracht 2 (Eus): vraag 1 t/m 7 blz. 32-33
opdracht  3 (Weggaan): vraag 1 t/m 5 blz. 33-34
opdracht 6 (theorie): blz 35
opdracht 7 (Eus): blz. 35-36
opdracht 9 (Papegaai): blz 38
opdracht 12 (Murat): blz 42
opdracht 17 (Pisa): blz 48
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdrachten
opdracht 2 (Eus): vraag 1 t/m 7 blz. 32-33
opdracht  3 (Weggaan): vraag 1 t/m 5 blz. 33-34
opdracht 6 (theorie): blz 35
opdracht 7 (Eus): blz. 35-36
opdracht 9 (Papegaai): blz 38
opdracht 12 (Murat): blz 42
opdracht 17 (Pisa): blz 48

Slide 1 - Tekstslide

Eus
1) Parallellisme en opsomming.
2) “Wie ben jij nu weer?” is geen retorische vraag. Vader Turis is zo dronken dat hij zijn eigen zoon niet herkent.
3) Turis herkent (weliswaar door dronkenschap, hij is “strontlazarus”, (r. 17) zijn eigen zoon niet. Een vader die zijn eigen kinderen niet herkent, komt niet over als een goede, betrokken vader.
4) Het is milde spot, ironie.

Slide 2 - Tekstslide

Eus
5) Het eerste gedeelte (r. 1-45) speelt ’s avonds/’s nachts en de vader is dronken; het tweede gedeelte speelt vanaf r. 46 de tijdens de ochtend van de volgende dag en de vader is ontnuchterd.
6) Paradox.
7) Parallellisme.




Slide 3 - Tekstslide

Weggaan
  1. Weggaan is (een soort van) blijven (r. 7-8).
  2. Paradox.
  3. Je kunt het begrip ‘weggaan’ als verzachtende omschrijving voor overlijden opvatten. Er overlijdt iemand, maar degene die overlijdt, blijft in de herinnering van degenen die achterblijven nog aanwezig. Deze gedachte wordt als troostvol beschouwd.
  4. Eufemisme, ‘weggaan’ is dan een verzachtende omschrijving voor overlijden.
  5. De tekst kent veel opsommingen (bijvoorbeeld de eerste strofe), herhaling (“Niemand”) en het gebruik van de paradox, waardoor woorden een bijzondere en/of onverwachte betekenis krijgen. Door het toepassen van deze technieken komt de nadruk te liggen op de verwoording en dat zorgt er onder andere voor dat de lezer verrast wordt.




Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 6 blz. 35

Deze opdracht helpt je om de theorie §2.3 op blz. 55-57 helder te krijgen. 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6 blz. 35
  1. Letterlijk taalgebruik: de woorden, woordgroepen en formuleringen betekenen wat ze (volgens het woordenboek, het gangbare taalgebruik) betekenen, de woorden betekenen niet iets anders. Bij figuurlijk taalgebruik wijkt de betekenis van woorden, woordgroepen of formuleringen af van de gangbare betekenis. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6 blz. 35
3. Symboliek hoort niet in het schema van beeldspraak, omdat bij symboliek geen sprake is van figuurlijk taalgebruik. De woorden betekenen wat ze letterlijk betekenen, alleen de lezer geeft er een symbolische lading aan.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 7 blz. 35-36

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 7 blz. 35-36

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten
opdracht 9 en 12

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 9
Lees het fragment uit de roman Papegaai vloog over de IJssel (2014) van Kader Abdolah (1954) en beantwoord de vragen.




Slide 12 - Tekstslide

1.) Vanaf r. 14 vertelt Elmottaghi wat er in het paradijs te zien is. Welke stijlfiguur herken je in zijn beschrijving?

Slide 13 - Open vraag

2). Het fragment eindigt met de zinnen: "Klazien lag stil in bed, maar ze was weg. De papegaaien hadden haar meegenomen." Leg in eigen woorden uit wat met deze twee zinnen wordt bedoeld.

Slide 14 - Open vraag

3.) Welke stijlfiguur herken je in "lag stil in bed, maar ze was weg"?
A
eufemisme
B
paradox
C
tegenstelling
D
chiasme

Slide 15 - Quizvraag

4.) De papegaaien in dit fragment zijn geen beeldspraak, maar je kunt als lezer er wel een symbolische betekenis aan toekennen. Leg beargumenteerd met verwijzingen naar de tekst uit welke symbolische betekenis dat zou kunnen zijn.

Slide 16 - Open vraag

Volledig antwoord vraag 4
Je kunt de papegaaien als symbool voor de dood opvatten. Het fragment begint op een kerkhof, een plek van overledenen. Klazien is een oude vrouw. De vlucht papegaaien wordt geleid door Klaziens papegaai. Als Klazien gestorven is, staat er dat de papegaaien haar hebben meegenomen. De context van het fragment maakt het mogelijk aan de papegaaien de symbolische betekenis van “dood” toe te kennen.



Slide 17 - Tekstslide

5.) Vergelijk dit fragment met "Weggaan" van Kopland (opdr. 3). Leg beargumenteerd uit of je dit fragment uit "Papegaai vloog over de IJssel" net als Koplands gedicht geschikt vindt om gebruikt te worden op begrafenissen en crematies.

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 12
Lees de twee fragmenten uit De dood van Murat Idrissi (2017) van Tommy Wieringa (1967) en beantwoord de vragen.




Slide 19 - Tekstslide

1.) Leg in eigen woorden uit wat er in dit fragment gebeurt.

Slide 20 - Open vraag

Volledig antwoord vraag 1
Saleh, Murat (die gaat ‘proef liggen’) en de oude moeder proberen Thouraya en Ilham over te halen Murat in de kofferbak mee te smokkelen naar Europa.
Ilham voelt zich onder druk gezet.



Slide 21 - Tekstslide

2.) Hoe merk je dat Thouraya (en Ilham), die beiden van Marokkaanse afkomst zijn, eigenlijk vooral Nederlandse vrouwen zijn?

Slide 22 - Open vraag

3.) In r. 27-39 komt veel beeldspraak voor. Citeer uit dit tekstgedeelte vier woordgroepen of zinsgedeelten die beeldspraak zijn. (In de les is één voldoende.)

Slide 23 - Open vraag

Volledige antwoord vraag 3
Voorbeelden van beeldspraak: 
  • “strooide de dankbaarheid van de hemel over haar hoofd uit” - metafoor
  • “Haar ogen schoten vuur” - personificatie 
  • “alsof ze stapvoets een auto-ongeluk passeerden” - vergelijking met als
  • “haar vingers tot een nest slangen verstrengeld” - vergelijking
  • “ze wrong haar oude hart voor haar uit” - metafoor

Slide 24 - Tekstslide

4.) Het fragment eindigt met de formulering "Ilham boog" (r.40). Leg in eigen woorden uit wat met deze formulering wordt bedoeld. Waarom buigt Ilham?

Slide 25 - Open vraag

5.) Dit fragment komt uit het begin van de roman. Hoe verwacht je dat dit verhaal verdergaat?

Slide 26 - Open vraag

6.) Wat is er met Murat gebeurd?

Slide 27 - Open vraag

7.) In r.19 staat: "Zijn geur drijft door de auto als een djinn". Benoem de vorm van beeldspraak in deze zin.
A
vergelijking-zonder-als
B
metafoor
C
metonymia
D
vergelijking-met-als

Slide 28 - Quizvraag

8.) Welke vorm van beeldspraak herken je in "de lucht ..... wacht" r. 26-27?
A
personificatie
B
synesthesie
C
vergelijking-zonder-als
D
metonymia

Slide 29 - Quizvraag

9.) In het eerste fragment kruipt Murat in de kofferbak van de auto. Hij gaat liggen in de opgevouwen houding "als een farao" (r.16). Dit is beeldspraak. Welke vorm van beeldspraak?
A
vergelijking-zonder-als
B
metafoor
C
metonymia
D
vergelijking-met-als

Slide 30 - Quizvraag

10.) Leg beargumenteerd uit waarom het beeld van de opgevouwen farao gekozen zou kunnen zijn voor de opgevouwen Murat in de kofferbak.

Slide 31 - Open vraag

Volledige antwoord vraag 10
Murat ligt dood in de kofferbak. Een overleden farao werd met over elkaar geslagen armen in een kist (vergelijk een kofferbak) gelegd. De dode farao in een kist is een beeld voor de dode Murat in de kofferbak.

Slide 32 - Tekstslide

11.) Wat moeten Thouraya en Ilham nu in het tweede fragment volgens jou gaan doen? Geef een beargumenteerde mening.

Slide 33 - Open vraag

12.) "De dood van Murat Idrissi" gaat over een actueel vraagstuk. Welk actueel vraagstuk is het onderwerp van het boek?

Slide 34 - Open vraag

13.) Krijg je in de twee fragmenten een bepaalde visie op het vraagstuk? Beargumenteer je antwoord.

Slide 35 - Open vraag

opdr. 17 blz. 48-50

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide