Aan het einde van dit hoofdstuk kun je de persoonsvorm vinden in een samengestelde zin.
Slide 3 - Tekstslide
Planning
Les 1 --> taalverzoring spelling
Les 2 --> Uitleg Kahoot + vragen maken
Les 3 --> Kahoot uitwerken + spelen
Les 4 --> Oefentoets
Volgende week --> Les 1 toets hoofdstuk 2!
Slide 4 - Tekstslide
Samengestelde zin
Zinnen met twee of meer persoonsvormen.
Bij elke persoonsvorm hoort een eigen onderwerp.
De zinnen worden gemaakt met voegwoorden: maar, omdat, want
Twee korte zinnen worden aan elkaar geplakt. Jelmer fietst naar huis. Robert neemt de bus. Jelmer fietst naar huis, maar Robert neemt de bus.
Slide 5 - Tekstslide
Samengestelde zin
Soms verandert de woordvolgorde in het tweede deel van de zin. Daan koopt een nieuwe telefoon. Zijn oude is kapot. Daan koopt een nieuwe telefoon, omdat zijn oude kapot is.
Naast de persoonsvorm kunnen er ook andere werkwoorden in de zin staan. --> voltooiddeelwoord. De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.
Slide 6 - Tekstslide
Samengestelde zin
De persoonsvorm en het onderwerp vinden.
Verander de zin van tijd. Een vraagzin maken kan niet!
Stel bij elke persoonsvorm de vraag: wie of wat + pv? Het antwoord is het onderwerp.
Sid bewaart alle leuke mails, zodat hij die later nog eens kan lezen.
Slide 7 - Tekstslide
Samengestelde zin spelling
Hoe spel je de persoonsvorm goed?
Kijk of je de tegenwoordige tijd of de verleden tijd moet gebruiken. Dit kun je zien aan de zin! --> toen, gisteren
Kijk of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken. Zoek hiervoor de onderwerpen! --> onderwerp in meervoud = pv in mv
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik het schema werkwoordspelling (blz. 200 of vorige samenvatting) om zeker te zijn van de spelling.
Slide 8 - Tekstslide
Aan het werk!
Wat? Taalverzorging 1 t/m 5 blz. 54.
Wanneer? In de les
Waarom? In Nederland gebruiken we erg veel samengestelde zinnen.